ECLI:NL:RBDHA:2025:23213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
C/09/670017 / FA RK 24-5341
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met voorlopige zorgregeling en kinderalimentatie, inclusief raadsonderzoek

Op 7 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om echtscheiding en nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de zitting, waar de man niet aanwezig was. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.W.F. Jansen, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. J.A. van der Heiden, verweer heeft gevoerd en ook een verzoek heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn sinds 2013 en gezamenlijk gezag uitoefenen over hun twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft op 2 juli 2025 voorlopige voorzieningen getroffen, waaronder de toewijzing van de kinderen aan de vrouw en een voorlopige kinderalimentatie van € 300,- per kind per maand. De vrouw heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend, maar er was geen ondertekend ouderschapsplan overgelegd, wat een procesvereiste is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat partijen niet in staat zijn om tot een gezamenlijk ouderschapsplan te komen en heeft het verzoek tot echtscheiding toegewezen. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te doen naar de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld op € 264,- per kind per maand, ingaande op 1 december 2025. De zaak is pro forma aangehouden tot 1 mei 2026 voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5341 (echtscheiding)
FA RK 25-4762 (verdeling)
Zaaknummer: C/09/670017 (echtscheiding)
C/09/687448 (verdeling)
Datum beschikking: 7 november 2025

Scheiding

Beschikking op het op 23 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.A. van der Heiden te Honselersdijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 25 juli 2024 van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 5 augustus 2024 van de zijde van de vrouw, met bijlage;
  • het F9-formulier van 22 augustus 2024 van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • het verweerschrift op zelfstandige verzoeken;
  • het F9-formulier van 24 juli 2025 van de zijde van de vrouw;
  • het F9-formulier van 24 juli 2025 van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 21 oktober 2025 van de zijde van de man, met bijlagen;
  • het bericht van 23 oktober 2025 van de zijde van de vrouw;
  • de drie F9-formulieren van 27 oktober 2025 van de zijde van de vrouw, waarvan één met bijlage;
  • het bericht van 28 oktober 2025 van de zijde van de man.
De minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben in raadkamer hun mening kenbaar gemaakt.
Op 31 oktober 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de advocaat van de man;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De man is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet ter zitting verschenen.
Na de zitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- het F9-formulier van 4 november 2025 van de zijde van de man, met als bijlage het door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd op [datum] 2013 te [plaats] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats]
,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Deze rechtbank heeft op 2 juli 2025 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover hier van belang, inhoudende:
- dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] ;
- dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd;
- dat als voorlopige zorgregeling geldt dat partijen onderling afspraken zullen maken, waarbij de man uiterlijk drie dagen van tevoren telefonisch contact opneemt met de vrouw om de dag(en) en het tijdstip af te spreken;
- dat de man aan de vrouw met ingang van 1 mei 2025 voorlopig een kinderalimentatie ten behoeve van de kinderen zal betalen van € 300,- per maand per kind.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt, na aanvulling, tot echtscheiding met een nevenvoorzieningen tot:
  • primair:opname van het concept ouderschapsplan, dan wel het uiteindelijk overeen te komen exemplaar;
  • subsidiair:vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
  • subsidiair:vaststelling van kinderalimentatie van € 300,- per maand per kind;
  • subsidiair:vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
  • bepaling dat partijen zullen overgaan tot verdeling van de huwelijksgemeenschap, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon;
  • bepaling dat de woning aan de [adres] te [plaats] aan de vrouw wordt toebedeeld tegen de waarde van € 385.000,- onder de opschortende voorwaarde van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man, subsidiair te bepalen dat de woning aan de [adres] te [plaats] tegen een waarde van € 430.000,- aan de vrouw wordt toebedeeld, onder de opschortende voorwaarde van ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de man.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man zelfstandig verzocht, na wijziging, om de echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
-
primair: voor het geval de vrouw in regio [plaats] blijft wonen, vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
subsidiair: voor het geval de vrouw verhuist naar een woonplaats buiten de regio [plaats] , vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man;
-
primair: voor het geval de vrouw in regio [plaats] blijft wonen, vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat zij om het weekend bij de man verblijven van vrijdag uit school tot zondagavond na het eten, waarbij de man de kinderen uit school haalt en de vrouw de kinderen zondag ophaalt bij de man;
subsidiair: voor het geval de vrouw verhuist naar een woonplaats buiten regio [plaats] , vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat zij om het weekend bij de vrouw verblijven van vrijdag uit school tot zondagavond na het eten, waarbij de vrouw de kinderen haalt en brengt;
  • te bepalen dat de feestdagen en vakanties in onderling overleg bij helfte verdeeld moeten worden, waarbij voor de zomervakantie geldt dat de man in de even jaren mag kiezen in welke weken de kinderen bij hem verblijven en de vrouw in de oneven jaren, en voorts te bepalen dat dat deze keuze steeds voor 1 januari moet worden doorgegeven aan de andere ouder;
  • primair: voor het geval de vrouw in regio [plaats] blijft wonen en de kinderen dus hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben, vaststellen van een kinderalimentatie van
€ 264,- per kind per maand, door de man aan de vrouw te voldoen;
subsidiair: voor het geval de vrouw verhuist naar een woonplaats buiten regio [plaats] en de kinderen dus hun hoofdverblijfplaats bij de man hebben, vaststellen van een in goede justitie te bepalen bedrag aan kinderalimentatie, door de vrouw aan de man te voldoen;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, als volgt:
- te bepalen dat de woning aan de [adres] te [plaats] aan de man wordt toegedeeld, primair tegen een waarde van € 385.000,-, subsidiair tegen een waarde van € 430.000,-, onder de opschortende voorwaarde van het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw en de uitbetaling van haar aandeel in de overwaarde binnen zes maanden na datum van de beschikking, alsmede te bepalen dat het aandeel van de man in de overwaarde 50% bedraagt en dat de notariskosten bij helfte zullen worden verdeeld;
- te bepalen dat de vrouw de echtelijke woning uiterlijk 1 maart 2026 moet verlaten, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor elke dag dat zij hier niet aan voldoet en voorts te bepalen dat de vrouw alle woonlasten voor haar rekening dient te nemen tot aan de overdracht;
- de (sta)caravan aan de vrouw toe te delen tegen een nader te bepalen taxatiewaarde, waarvoor zij de helft van de taxatiewaarde aan de man dient te voldoen, waarbij de notaris- en taxatiekosten bij helfte zullen worden verdeeld;
- de auto van het merk Nissan Note met het kentexen [kenteken 1] aan de vrouw toe te delen en de auto van het merk Toyota Yaris met het kenteken [kenteken 2] aan de man toe te delen, onder verrekening van de waardes, zodat de vrouw uit dien hoofde nog € 1.500,- aan de man moet voldoen;
- te bepalen dat de inboedelgoederen, met uitzondering van de treinverzameling en Bach C Trompet aan de vrouw worden toegedeeld, waarvoor zij een bedrag van € 2.500,- aan de man dient te voldoen;
- te bepalen dat ieder de eigen bankrekeningen voortzet zonder verrekening van de saldi;
- te bepalen dat de gezamenlijke rekening ( [bankrekening] ) dient te worden opgeheven en dat het resterende saldo bij helfte dient te worden verdeeld,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Ontvankelijkheid – ontbreken ouderschapsplan
De rechtbank constateert dat geen door beide partijen ondertekend ouderschapsplan is overgelegd. Op grond van artikel 815 tweede lid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) moet een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten over de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Omdat het ouderschapsplan in de wet als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken is geformuleerd, heeft de rechtbank de bevoegdheid beide partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan niet kan worden overgelegd (artikel 815 zesde lid Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de overgelegde stukken en het verhandelde op de zitting voldoende gebleken dat partijen niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Daarom zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
Partijen zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding daarom, als niet weersproken en op de wet gegrond, toewijzen.
Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
De vrouw verzoekt de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. De kinderen staan nu ook bij haar ingeschreven en zij neemt op dit moment vrijwel alle zorg over hen op zich. De vrouw vindt het belangrijk dat de man en de kinderen elkaar wel zien. De vrouw stelt daarom een weekendregeling voor.
De man is het eens met het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, maar alleen als de vrouw samen met de kinderen in de regio [plaats] blijft wonen. Mocht de vrouw verhuizen, dan verzoekt hij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen. Daarnaast wil de man graag weer structureel contact met de kinderen. Op dit moment is het lastig om de kinderen bij hem te laten overnachten, omdat de man bij zijn vader woont. De advocaat van de vader heeft daarom ter zitting voorgesteld om, zolang partijen niet beiden een eigen huis hebben, een regeling vast te stellen zonder overnachtingen.
Het is de rechtbank gebleken dat er een hoop speelt. De vrouw wil het liefst samen met de kinderen verhuizen naar Brabant, terwijl de man dit niet wil. Door de vrouw is geen verzoek tot vervangende toestemming voor een verhuizing gedaan, waardoor de rechtbank daar op dit moment niets over kan zeggen. Omdat de verzoeken ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling echter zo samenhangen met de vraag waar de man, de vrouw en de kinderen zullen gaan wonen, is de rechtbank van oordeel dat zij onvoldoende voorgelicht is om een beslissing hierover te nemen.
De rechtbank zal daarom, zoals ook ter zitting besproken, de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken een onderzoek te doen naar welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van de kinderen is, en in het verlengde daarvan welke regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dan passend is. De zaak zal in afwachting van het raadsonderzoek pro forma aangehouden worden tot 1 mei 2026.
De rechtbank vindt het in de tussentijd van belang dat de kinderen (weer) structureel contact hebben met de man. Het is gebleken dat het partijen niet goed lukt om hier in onderling overleg afspraken over te maken, zoals bij voorlopige voorzieningen bepaald is. De rechtbank bepaalt daarom dat de kinderen om het weekend op zaterdag en zondag bij de man zullen zijn, zonder overnachting, nu dat gelet op de woonsituatie van de man niet mogelijk is. Daarnaast zullen de kinderen op Tweede Kerstdag en in de tweede week van de kerstvakantie een lang weekend (van donderdag tot en met zondag) bij de man zijn. In principe zal dat zonder overnachting zijn, maar als de man het voor elkaar krijgt om een geschikte plek te vinden, mag het ook met overnachting zijn.
Kinderalimentatie
Partijen hebben overeenstemming bereikt ten aanzien van de kinderalimentatie en verzoeken de rechtbank vast te leggen dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen € 264,- per kind per maand bedraagt.
De rechtbank zal dit verzoek toewijzen nu niet is gebleken dat dit in strijd is met de wettelijke bepalingen. De rechtbank acht het daarbij redelijk dat de ingangsdatum 1 december 2025 zal zijn.
Verdeling
De man en de vrouw hebben ter zitting hun verzoeken ten aanzien van de verdeling ingetrokken. In plaats daarvan verzoeken zij allebei het na de zitting overgelegde echtscheidingsconvenant aan te hechten aan deze beschikking. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2013 te [plaats] ;
*
bepaalt dat de minderjarigen [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [plaats] en [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [plaats]
voorlopigbij de man zullen zijn:
  • om de week op zaterdag en zondag;
  • op Tweede Kerstdag;
  • een lang weekend in de tweede week van de kerstvakantie (van donderdag tot en met zondag), in principe zonder overnachting, tenzij het de man lukt om een geschikte plek hiervoor te vinden;
en verklaart deze voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
*
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [telefoonnummer 1] (advocaat vrouw) en [telefoonnummer 2] (advocaat man);
bepaalt dat de griffier een afschrift van de procestukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
1 mei 2026 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een ander te bepalen wijze;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 1 december 2025 een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen van € 264,- per maand, per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart de bepaling van deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat het aangehechte echtscheidingsconvenant deel uitmaakt van deze beschikking;
*
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van
de hoofdverblijfplaats en de zorgregelingaan tot
1 mei 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.L. Benink, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. E.M. van Middelkoop als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 november 2025.