ECLI:NL:RBDHA:2025:23372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
NL25.34158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Iraakse vreemdeling met Syrië als verblijfplaats en problemen met milities

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, een Iraakse vreemdeling die in Syrië is geboren en nooit in Irak is geweest. Eiser heeft op 16 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 18 juli 2025 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. Eiser voert aan dat hij wordt bedreigd door een Syrische groepering en dat hij niet kan terugkeren naar Irak vanwege problemen met milities en zijn familie. De minister heeft echter de problemen met de milities in Irak ongeloofwaardig geacht, omdat eiser deze niet voldoende heeft onderbouwd met objectieve documenten. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat Irak het land van herkomst van eiser is, en dat de verklaringen over de situatie in Syrië niet op geloofwaardigheid hoeven te worden beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.34158
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. M. Berkelmans).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiser heeft op 16 september 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het besluit van 18 juli 2025 (het bestreden besluit) deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank heeft het beroep op 22 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Als tolk is verschenen: A. Tihouna.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
6. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993 in Syrië en heeft de Iraakse nationaliteit. De familie van eiser is vóór zijn geboorte vanuit Irak naar Syrië vertrokken. Eiser is geboren en getogen in Syrië en is zelf nog nooit in Irak geweest. Eiser heeft verklaard dat hij Syrië heeft verlaten, omdat hij wordt gezocht door een Syrische groepering [groepering] . Deze groepering zou hem zoeken vanwege zijn religieuze achtergrond, waardoor eiser niet kan terugkeren naar Syrië. Daarnaast heeft eiser verklaard dat terugkeer naar Irak ook niet mogelijk is, omdat zijn vader communist en afvallig is. Zijn vader is om die reden bedreigd door het Mahdi-leger. Daarnaast zijn de ooms van eiser aangesloten bij verschillende gewapende milities in Irak. Zij nemen eiser kwalijk dat hij – net als zijn vader – is getrouwd met iemand van een ander sektarisme. Bovendien wil een oom wraak nemen, omdat de vader van eiser verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van zijn broer. Bij terugkeer naar Irak vreest eiser dat hij vermoord zal worden door zijn ooms.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
(1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
(2) problemen met de milities in Irak; en
(3) problemen met de [groepering] groepering in Syrië.
8. De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De gestelde problemen met de milities in Irak vindt de minister niet geloofwaardig. Eiser heeft deze problemen niet onderbouwd met objectieve documenten. De minister heeft vervolgens aan de hand van artikel 31, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Volgens de minister is dit niet het geval, omdat de verklaringen van eiser over de problemen met de milities in Irak vaag en weinig concreet zijn, en bovendien zijn gebaseerd op vermoedens en op verklaringen van derden. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over zijn ooms. De minister concludeert daarom dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, waardoor eiser niet voldoet aan artikel 31, zesde lid en onder c, van de Vw. De minister heeft de problemen met de [groepering] groepering in Syrië niet op geloofwaardigheid beoordeeld. Eisers heeft namelijk de Iraakse nationaliteit en dus is zijn land van herkomst Irak.
9. Gelet op het voorgaande komt eiser volgens de minister niet in aanmerking voor een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De minister wijst de aanvraag van eiser af als ongegrond. De minister heeft een terugkeerbesluit, gericht op vertrek naar Irak, met een vertrektermijn van vier weken aan eiser opgelegd.
Land van herkomst
10. Eiser voert aan dat Syrië als land van herkomst moet worden beschouwd omdat hij feitelijk en duurzaam in Syrië heeft gewoond, en nooit in Irak. Daarom moet Syrië worden aangemerkt als het materiële land van herkomst, en als het land waar het beschermingsverzoek op ziet. Syrië is het land waar eiser een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM. Eiser doet in dit kader beroep op de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4014).
11. De rechtbank overweegt dat uit paragraaf C2/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat de minister eerst het land van herkomst van de vreemdeling vaststelt, vóórdat hij beoordeelt of de vreemdeling een gegronde vrees voor vervolging heeft in het land van herkomst. De minister verstaat onder ‘land van herkomst’ het land waarvan de vreemdeling de nationaliteit heeft. Als geen enkel land de vreemdeling als onderdaan erkent, merkt de minister de vreemdeling aan als staatloze vreemdeling. De minister merkt het land waar de staatloze vreemdeling voor zijn komst naar Nederland zijn gebruikelijke verblijfplaats had, aan als land van herkomst van de staatloze vreemdeling.
12. Naar oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat Irak het land van herkomst van eiser is. Eiser heeft namelijk de Iraakse nationaliteit. Eiser heeft dit niet betwist. De minister is daarom niet gehouden om de verklaringen over de gebeurtenissen in Syrië – waaronder de vrees van eiser voor de Syrische groepering – te beoordelen op geloofwaardigheid. Conform paragraaf C2/2 van de Vc wordt een asielrelaas immers beoordeeld op het land waarvan de vreemdeling de nationaliteit bezit. Dat eiser feitelijk en duurzaam in Syrië heeft gewoond en hij nooit in Irak heeft gewoond, leidt niet tot een ander oordeel. De vraag of een bepaald land als de gebruikelijke verblijfplaats geldt, is immers pas relevant als geen enkel land eiser als onderdaan erkent. Niet is gebleken dat daarvan sprake is, aangezien eiser de Iraakse nationaliteit heeft. Het beroep op de voormelde Afdelingsuitspraak leidt evenmin tot een ander oordeel. In die uitspraak ging het om een vreemdeling met de Syrische nationaliteit en stond het landenbeleid van Syrië ter toetsing, zodat de onderhavige zaak niet vergelijkbaar is. De beroepsgrond slaagt niet.

Geloofwaardigheidsbeoordeling

13. Eiser voert aan dat de minister het standpunt dat de verklaringen van eiser vaag en weinig concreet zijn moet verlaten. Eiser stelt dat hij zijn verklaringen over de bedreiging van zijn vader door het Mahdi-leger en de vrees voor zijn ooms in zijn zienswijze heeft verduidelijkt, gepreciseerd en geconcretiseerd.
14. De rechtbank overweegt dat deze beroepsgrond een herhaling van zetten is ten opzichte van de zienswijze. De minister heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op de inhoud van de zienswijze gereageerd. De minister heeft in het bestreden besluit overwogen dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij in Irak persoonlijke problemen heeft of zal ondervinden. Hierbij heeft de minister het volgende mogen betrekken. Eiser heeft verklaard dat zijn vader in 2011 heeft geprobeerd een deal of verzoening te treffen met zijn stamleden, zodat hij kon terugkeren naar Irak. Dit is volgens eiser niet gelukt, omdat een voorwaarde was dat zijn moeder zich tot het christendom zou bekeren. Met deze stelling maakt eiser niet inzichtelijk welke problemen hij zelf ondervindt en waarom hij persoonlijk niet kan terugkeren naar Irak. De minister heeft eiser hiermee geconfronteerd. Eiser heeft daarop verklaard dat zijn ooms hem willen vermoorden vanwege zijn huwelijk met iemand van een ander sektarisme (verslag nader gehoor, pagina 9). De minister heeft deze toelichting onvoldoende concreet mogen vinden. In dit verband heeft de minister bovendien mogen tegenwerpen dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom er veertien jaar later nog sprake zou zijn van een actuele en persoonlijke dreiging. De minister heeft daarbij mogen betrekken dat de vader van eiser in 2003 (kort) naar Irak is teruggekeerd zonder wezenlijke problemen te ondervinden (verslag nader gehoor, pagina 8). Ook heeft de minister mogen betrekken dat het zusje van eiser in Irak woont. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom het voor hem niet mogelijk zou zijn om in Irak te verblijven. De stelling van eiser dat de Iraakse milities naar het huis van zijn opa zijn geweest en naar hem en zijn vader hebben gevraagd, leidt niet tot een ander oordeel. Hierbij heeft de minister de houding van eiser om de actuele situatie in Irak te onderzoeken mogen tegenwerpen. Eiser heeft verklaard geen interesse te hebben in de situatie daar (verslag nader gehoor, pagina 11). Verder heeft de minister de verklaring van eiser dat een oom wraak wil nemen omdat zijn vader verantwoordelijk zou zijn voor de dood van zijn broer, onvoldoende concreet mogen vinden. Eiser heeft namelijk niet toegelicht hoe een bedreiging aan het adres van zijn vader op hem zou doorwerken.
15. Omdat eiser niet concreet heeft toegelicht waarom de reactie van de minister in het bestreden besluit op zijn zienswijze de rechterlijke toets niet kan doorstaan, kan deze beroepsgrond niet tot enig resultaat leiden. De minister heeft zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de problemen met de milities in Irak ongeloofwaardig zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. F.J. Attema, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 november 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.