ECLI:NL:RBDHA:2025:2338
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die al vijf jaar bezig is met het verkrijgen van asiel, heeft tegen het besluit van de minister beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 februari 2025, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn waarnemer. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom niet met een lichter middel kon worden volstaan. Eiser heeft aangevoerd dat hij een chronische ziekte heeft en dat zijn gezondheid in vreemdelingendetentie achteruitgaat. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft gesteld dat er medische zorg beschikbaar is in het detentiecentrum en dat de medische omstandigheden van eiser niet leiden tot de conclusie dat een lichter middel noodzakelijk is.
Daarnaast heeft de rechtbank beoordeeld of de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Eiser betoogde dat de minister onvoldoende voortvarend handelt, maar de rechtbank concludeert dat de minister op verschillende momenten actie heeft ondernomen om de uitzetting te bevorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op tijd vertrekgesprekken heeft gevoerd en aanvragen heeft ingediend bij de Algerijnse autoriteiten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter G.H.W. Bodt, in aanwezigheid van griffier D.M. Abrahams, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.