ECLI:NL:RBDHA:2025:23489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
11877775 \ RP VERZ 25-50682
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst Oxfam Novib en verweerster wegens verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak verzoekt Oxfam Novib om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verweerster, omdat er een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding bestaat. De kantonrechter wijst het verzoek toe, ondanks de ziekte van de verweerster, omdat het ontslagverbod tijdens ziekte niet van toepassing is. De verweerster had een voorwaardelijk tegenverzoek ingediend voor een transitievergoeding, welke wordt toegewezen, maar haar verzoek om een billijke vergoeding wordt afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de ontbinding niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van Oxfam Novib. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat beide partijen op punten gelijk krijgen. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 februari 2026, met een transitievergoeding van € 13.272,53 voor de verweerster.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
br/c
Zaaknummer / rekestnummer: 11877775 \ RP VERZ 25-50682
Beschikking van 9 december 2025
in de zaak van
OXFAM NOVIB,
te Den Haag,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Oxfam Novib,
gemachtigde: mr. A.C. Lagemaat,
tegen
[verweerster],
te [woonplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. S. Foullani.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak verzoekt Oxfam Novib om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] . De kantonrechter wijst het verzoek toe, omdat er een redelijke grond is voor ontbinding, te weten een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen. Hoewel [verweerster] ziek is, staat het ontslagverbod tijdens ziekte niet aan de ontbinding in de weg. Het ontbindingsverzoek van Oxfam Novib houdt namelijk geen verband met de ziekte van [verweerster] .
1.2.
Het voorwaardelijke tegenverzoek van [verweerster] om toekenning van een transitievergoeding wordt toegewezen. De door [verweerster] verzochte toekenning van een billijke vergoeding wordt afgewezen, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Oxfam Novib. Omdat beide partijen op punten (on)gelijk krijgen en geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

2.De procedure

2.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift van 8 september 2025 met producties 1 tot en met 15,
  • het verweerschrift met een voorwaardelijk tegenverzoek van 11 november 2025 met producties 1 tot en met 12,
  • het bericht van Oxfam Novib van 4 november 2025 met producties 16 tot en met 18.
2.2.
Op 11 november 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen en hun gemachtigden hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. De gemachtigde van [verweerster] heeft pleitnotities overgelegd en voorgedragen. De beschikking is vervolgens bepaald op vandaag.

3.De feiten

3.1.
[verweerster] , geboren [geboortedatum] 1975, is sinds 1 maart 2019 in dienst bij Oxfam Novib. De functie van [verweerster] is Donor Finance Compliance and Audit Specialist met een loon van € 5.183,00 bruto per maand, exclusief 8 % vakantietoeslag en 1,7 % eindejaarsuitkering.
3.2.
[verweerster] werkt binnen de Compliance and Risk Support Unit (hierna: de CORE unit) van Oxfam Novib, dat vier compliance gebieden beslaat, waarbinnen zeventien medewerkers werkzaam zijn en dat onder leiding staat van [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Binnen het compliance gebied waar [verweerster] werkzaam is heeft één andere medewerker dezelfde functie als [verweerster] en zijn er vier medewerkers werkzaam in de functie van Compliance and Grants Specialist.
3.3.
[naam 1] heeft begin 2024 een functioneringsgesprek met [verweerster] gevoerd. Als voorbereiding op dat gesprek heeft [verweerster] een reflectie geschreven, waarin zij haar functioneren als “
excellent” omschrijft. Op de vraag wat beter had gekund of wat niet ging zoals verwacht en wat zij daarvan heeft geleerd schrijft [verweerster] voor zover hier relevant het volgende:
“(…)
This has been a year of great challenges, professional disappointment and psychological insecurity for me. Despite the challenges and the attitude towards me as a member of the CORE team, I managed to realize all my goals and remain dignified, loyal, and dedicated to the work I do despite the continuing fear that I'm not doing well or doing something wrong, with the fact that everything is not told to me or that I'm being told behind my back their decisions are being made that I'm not informed about are about CORE decisions communicated to me via e-mail by members of other Units.
I have a strong feeling that we're not all equal as CORE team members, and we don't have the same treatment as such. In this context, my work and efforts, as well as the results achieved, are even more significant and valuable.
Although I spoke in earlier Let’s Talk cycles about the need to clearly define the ways of work and to dedicate time to it, although much has been done so far, this year has become even more challenging by all questions. Although new people or old people in new positions have the rights and opportunity to change earlier ways of working, although changes and improvements are goods and necessary, there is no more respect for agreement today than ever before. Instead of becoming risk mitigators, the CORE compliance part of the Unit has become a risk creator because it does not respect portfolio splits, rolls and responsibilities splits, and because of ignorance of the CORE mandate or not understanding the mandate, knowledge of sign-off procedures, or lack of knowledge and experience in general and for specific tasks, which leads to big and expensive failures for Oxfam Novib, misleading and imprecise counselling of project teams, and not getting information or emails that are relevant for doing everyday work.
Lack of a systematic way of working and thinking, understanding what risk is and how to mitigate it, the need to respect signed contracts, written procedures, and processes, respecting ways of working or communicating clearly in case previous agreements are no longer valid, in the way the compliance parts of the CORE team works, and how differently we understand all of the above-mentioned represent risk for all of us. We are creating different kinds of risks, from reputational to financial.
All of us together, according to the above, may not be up to the task entrusted to us by the CORE Unit manager, and for reasons known to him, at least in my case, he did not recognize my cry out for help (not even when he had to do the DG ECHO audit feedback and when we “dropped the ball” as a team).
I've never felt so alone humiliated at every point, and without the right to express myself. Even when I tried, I wasn't heard, or I didn't know how. I do not want to comment on others but talk only about facts. Despite everything, I accept part of my responsibility and its consequences, whatever they are.
(…)”
3.4.
[naam 1] heeft ter voorbereiding van het hierboven genoemde gesprek een beoordeling op het functioneren van [verweerster] geschreven, waarin hij haar functioneren als “
sufficient” omschrijft. Verder schrijft [naam 1] voor zover hier van belang het volgende aan [verweerster] :
“(…)
In respect to the team and team relationships:
Since the beginning of our cooperation, we had discussions about the connections between you, your team and our colleagues. In that sense, this is not new topic and this topic has consumed substantial time of our bilateral meetings. You have shown ambivalent behaviors in respect to your collaboration with colleagues would they be in our team or outside of it. You manage to have proper relationships with some colleagues. However, I have witnessed very difficult collaborations with some of your peer colleagues, mainly some of the people with whom you are expected to work with closely. The cooperation is easier with colleagues further removed. The need to collaborate with people who are functionally closer to you seems to trigger an exacerbated feeling of ownership of what belongs to you would it be projects, tasks or donor portfolio.
I want to reiterate here that in the position we are having as CORE, the greater interest of our missions and objectives shall prevail on our personal and position drives. I appreciate this might not be ideal for you, but this is part of the environment where we operate.
We had open conversations about your difficulties during the year and I tried to accommodate to the best of my ability and try to assign you individual projects to be managed by yourself (ECHO Programmatic Partnership, OPP). At some point, I have the feeling that you checked out from our team and that you wanted to minimize all the interactions with some, if not, having no communication. I mentioned to you during our regular bilateral meeting that this could be a short-term solution for you to reflect, but by no means a sustainable solution. I can see that communication with your peers is not smooth, unless it is kept to a minimal. This present a risk in respect to the way we operate as a team and towards the rest of our colleagues. Overall, this is placing our team but more importantly our contribution to the mission at risk and this is why it needs to change. I expect to see improvements in terms of communication and behaviors in the year to come. As much as it is important for your colleagues to understand and try to accommodate how you work, it is equally your responsibility to understand the way people are operating while showing openness and understanding. The atmosphere with some colleagues in the team is not pleasant for you as expressed, for them as well and for me. We all should take responsibility to change that.
If you are willing, I am personally committed to working with you on that point. This has been a line of work since the beginning of our collaboration. We spend considerable time for you to be understood and to be able to express yourself professionally in authenticity. I now expect to see more efforts from your end to adapt to the environment in which we operate, with our colleagues and in the team we created.
I am sorry to hear and read your reflections on improvements. However, I am also concerned. I believe some have been discussed during our bilateral meetings. I have been working alongside you and always been open to discussing issues. I helped relieve unnecessary stress in the way you and your work would be perceived. I, however, believe that there is a responsibility for staff members to engage with their managers as well to seek the support they see they need. I hope to see more of this in the coming year.
I am committed in my management role to continue offering this support going onwards. I do think it important now to be transparent and honest with the issues related to you on this matter and for which I expect significant improvements. This improvement will not only be aimed at increasing your wellbeing and performance, which is of paramount importance, but also for the wellbeing of other colleagues.
(…)”
3.5.
[verweerster] heeft zich op 22 april 2024 ziekgemeld.
3.6.
Oxfam Novib heeft op advies van de bedrijfsarts een mediationtraject ingezet. Op zowel 6 februari, 4 maart en 11 maart 2025 hebben tussen Oxfam Novib en [verweerster] mediationsessies plaatsgevonden.
3.7.
[naam 1] heeft per e-mail van 21 mei 2025 binnen Oxfam Novib een update gegeven over de re-integratie van [verweerster] , waarin hij voor zover hier van belang het volgende schrijft:
“(…)
There are now 3 declared colleagues in the team feeling uncomfortable with her return.
As a summary:
 There has been an open conflict with [naam 2] which resulted in [verweerster] not addressing her and having minimal communication that is not resolved.
 There has been an open conflict with [naam 3] who felt the need to reach out to Integrity.
 I learnt yesterday and today that [naam 4] is feeling highly comfortable with [verweerster] too. She informed that the she had reached out to Open Up who advised her to not be in contact at all with her due to what she triggers.
In addition,
I learnt after she left that [naam 5] left her position because of [verweerster] and the toxic relationship that he had installed. [naam 6] also informed me recently that when she organized some walk-in sessions, she felt very uncomfortable with just seeing that she was attending. I can add myself in the list. I deal with her and that is my manager job but the perspective of having to deal with her in the short and even mid term is taking a substantial amount of my energy.
I want to reiterate very clearly that the reintegration of [verweerster] in CORE represents a major risk for the wellbeing of the members. This is not only true for CORE but for Oxfam in general. She equally had open conflict that also led this colleague to consult with integrity.
I appreciate that all this is not evidence based but I feel that this is my responsibility to formally raise the high risk related to het reintegration. I also personally do not believe that she belongs to Oxfam and do not fit with our organizational values.
What I understand is that I do not have other option than reintegrating her. I will try to find some tasks that are as possible isolated. However, it is hard to accept and be needing to accommodate her and he wishes while being manipulated.
(…)”
3.8.
[verweerster] heeft zich per 7 juli 2025 volledig hersteld gemeld.
3.9.
Oxfam Novib heeft op 14 juli 2025 aan [verweerster] een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden te beëindigen. [verweerster] heeft op 30 juli 2025 aan Oxfam Novib laten weten niet te willen instemmen met een beëindiging van haar dienstverband.
3.10.
Oxfam Novib heeft [verweerster] per 9 september 2025 op non-actief gesteld.

4.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Oxfam Novib verzoekt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g van het Burgerlijk Wetboek (BW). Oxfam Novib heeft aan haar ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van een door [verweerster] veroorzaakte langdurige en diepgaande verstoring van de arbeidsverhouding tussen [verweerster] enerzijds en haar leidinggevende, haar directe collega’s binnen de CORE-unit en haar andere collega’s binnen Oxfam Novib anderzijds, die een zeer negatieve uitwerking heeft op de organisatie en de CORE-unit in het bijzonder, maar waarvoor [verweerster] geen enkele verantwoordelijkheid neemt. Omdat [verweerster] weigert op een professionele wijze samen te werken met haar collega’s, is tussen partijen een steeds verder toenemende verwijdering ontstaan, met een algehele vertrouwensbreuk als gevolg. Een verdere samenwerking tussen partijen is daardoor onmogelijk geworden.
4.2.
[verweerster] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. [verweerster] betwist dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. [verweerster] voert daarnaast aan dat zij ziek is en dat daarom het opzegverbod tijdens ziekte van toepassing is. Voor het geval dat de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerster] om toekenning van een transitievergoeding en een billijke vergoeding.

5.De beoordeling van het verzoek en het tegenverzoek

Op het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In artikel 7:699 lid 3 BW is bepaald wat een redelijke grond is. Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:699 lid 1 BW).
De arbeidsverhouding is ernstig en duurzaam verstoord
5.2.
Uit artikel 7:669 lid 3 onderdeel g BW volgt dat van een redelijke grond sprake is als tussen werkgever en werknemer een zodanig ernstige en duurzame verstoorde arbeidsrelatie bestaat, dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met de werknemer te laten voortduren. De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsverhouding tussen Oxfam Novib en [verweerster] inmiddels duurzaam en onherstelbaar is verstoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.3.
Voldoende is komen vast te staan dat [verweerster] in ieder geval vanaf 2024 door [naam 1] is gewezen op haar manier van communiceren en de moeilijke samenwerking met directe collega’s. Het gedrag en de houding van [verweerster] zijn meermaals en door meerdere leidinggevenden aan de orde gebracht en [verweerster] is de mogelijkheid geboden om haar gedrag en houding te verbeteren, maar dit heeft niet tot verbetering geleid. Ook door mediation is de arbeidsverhouding tussen partijen niet hersteld.
5.4.
Uit de door Oxfam Novib overgelegde verklaringen van (oud-)werknemers volgt bovendien dat de houding en het gedrag van [verweerster] tot een gespannen sfeer binnen de CORE unit en onder de collega’s van [verweerster] heeft geleid. Hoewel [verweerster] een drietal verklaringen in het geding heeft gebracht van collega’s die aangeven goed met haar te kunnen samenwerken en een deel van de werknemers die negatief over [verweerster] heeft verklaard inmiddels niet meer werkzaam is bij Oxfam Novib, is ter zitting gebleken dat er momenteel drie directe collega’s zijn in de CORE unit die hebben aangegeven niet meer met [verweerster] te willen samenwerken. Ook de leidinggevende van [verweerster] , [naam 1] , heeft aangegeven geen basis te zien voor een terugkeer van [verweerster] in zijn team.
5.5.
Hoewel niet aan een van beide partijen in overwegende mate te wijten, is sprake van een redelijke grond voor ontbinding, nu de feitelijke situatie is dat een deel van de CORE unit en haar leidinggevende niet meer met [verweerster] wil samenwerken. De conclusie hiervan is dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en duurzaam is verstoord en dat van Oxfam Novib niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te laten voortduren.
Herplaatsing is niet mogelijk en/of ligt niet in de rede
5.6.
Anders dan [verweerster] , is de kantonrechter van oordeel dat herplaatsing van [verweerster] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is en niet in de rede ligt. [verweerster] kan niet terugkeren naar de CORE unit, omdat drie collega’s die daarbinnen werkzaam zijn hebben aangegeven niet meer met [verweerster] te willen samenwerken en de leidinggevende van de CORE unit heeft aangegeven [verweerster] niet terug in zijn team te willen. Herplaatsing van [verweerster] in een ander compliance gebied binnen Oxfam Novib is ook niet mogelijk, omdat Oxfam Novib onweersproken heeft gesteld dat daarvoor op dit moment geen passende vacatures zijn en dat een passende vacatures door een vacaturestop bij Oxfam Novib op korte termijn ook niet wordt verwacht.
Het opzegverbod tijdens ziekte staat niet aan de ontbinding in de weg
5.7.
[verweerster] beroept zich op het opzegverbod tijdens ziekte van artikel 6:670 lid 1 BW. Volgens [verweerster] is haar ziekteperiode de directe aanleiding geweest voor het ontbindingsverzoek van Oxfam Novib, omdat de volgens Oxfam Novib mislukte mediation die heeft plaatsgevonden tijdens ziekte en in het kader van re-integratie als doorslaggevende reden wordt gebruikt voor de verzochte ontbinding. Oxfam Novib beroept zich op de uitzondering op dit opzegverbod van artikel 7:671b lid 6 sub a BW, omdat de verzochte ontbinding volgens haar geen verband houdt met enige ziekte van [verweerster] .
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg. [verweerster] heeft zich op 22 april 2024 ziekgemeld. Dit is nadat zij begin 2024 in haar functioneringsgesprek door [naam 1] is gewezen op haar houding en gedrag. Na de ziekmelding van [verweerster] is de re-integratie opgepakt en is met [verweerster] gewerkt aan een terugkeer in eigen functie. Op 7 juli 2025 heeft [verweerster] zich volledig hersteld gemeld. Oxfam Novib heeft toegelicht dat zij gedurende de ziekte van [verweerster] van een aantal collega’s van [verweerster] te horen heeft gekregen dat zij onder geen enkel beding meer met [verweerster] wilde samenwerken en dat ook [naam 1] weigerde om weer met [verweerster] te gaan samenwerken. Omdat [verweerster] niet wilde instemmen met een beëindiging van haar dienstverband en verdere samenwerking niet meer mogelijk was, heeft Oxfam Novib dit ontbindingsverzoek ingediend. Gelet op deze toelichting, had [verweerster] haar stelling dat de verzochte ontbinding rechtstreeks verband houdt met de al dan niet mislukte mediation, nader moeten onderbouwen. Dit heeft zij echter niet gedaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat er ook een redelijke grond voor ontbinding bestaat als de ziekte van [verweerster] volledig wordt weggedacht. Het beroep op het opzegverbod tijdens ziekte faalt dan ook.
De arbeidsovereenkomst wordt per 1 februari 2026 ontbonden
5.9.
De conclusie is dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden. Met toepassing van artikel 7:671b lid 9 sub a BW wordt het einde van de arbeidsovereenkomst bepaald op 1 februari 2026. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure.
Op het tegenverzoek
Oxfam Novib moet een transitievergoeding betalen
5.10.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding is verschuldigd indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is ontbonden. Aan deze voorwaarde is voldaan. Partijen zijn het erover eens dat [verweerster] recht heeft op een transitievergoeding en dat die vergoeding € 13.272,53 bruto is. Het verzoek om Oxfam Novib te veroordelen tot betaling van die transitievergoeding wordt daarom toegewezen.
Oxfam Novib hoeft geen billijke vergoeding te betalen
5.11.
Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 sub c BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als de werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt. Bij de beoordeling of de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
5.12.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Uit rechtsoverweging 5.3 tot en met 5.5 volgt dat het niet in overwegende mate aan een van beide partijen is te wijten dat zij zijn terechtgekomen in de feitelijke situatie waarin zij zich nu bevinden. Daardoor is ook geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Oxfam Novib, dat zou kunnen leiden tot toekenning van een billijke vergoeding aan [verweerster] . Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, hoeft Oxfam Novib niet de gelegenheid te krijgen om het verzoek in te trekken.
Op beide verzoeken
De proceskosten worden gecompenseerd
5.13.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat beide partijen op punten (on)gelijk krijgen en geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

6.De beslissing

De kantonrechter
Op het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 februari 2026,
Op het tegenverzoek
6.2.
veroordeelt Oxfam Novib om aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen van € 13.272,53 bruto,
Op beide verzoeken
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
6.4.
verklaart deze beschikking wat betreft de onder 6.1. en 6.2. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. O. van der Burg en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2025.