ECLI:NL:RBDHA:2025:23616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
NL25.14267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van termijnoverschrijding en ongeloofwaardigheid van de onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiseres, die van Colombiaanse nationaliteit is. Eiseres heeft op 26 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waarbij zij aanvoert dat haar vader schulden heeft gemaakt en dat zij na zijn overlijden door schuldeisers wordt lastiggevallen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 26 februari 2025 afgewezen, omdat de problemen met de schuldeisers volgens de minister ongeloofwaardig zijn en eiseres bij terugkeer naar Colombia geen reëel risico op ernstige schade loopt.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend. De rechtbank heeft geen reden gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, ondanks de argumenten van de gemachtigde van eiseres over drukte in de asielpraktijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet kan worden toegerekend aan bijzondere omstandigheden aan de zijde van de rechtshulpverlener. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en de strikte toepassing van de ontvankelijkheidsvereisten in asielzaken. De rechtbank heeft geen ruimte gezien voor een inhoudelijke toetsing van de asielaanvraag, omdat niet aan de ontvankelijkheidsvereisten is voldaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14267

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. J. R. Sotthewes - De Jonge).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw [1] .
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 26 april 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt van Colombiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2002. De minister heeft met het bestreden besluit van 26 februari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. eiseres heeft verklaard dat haar vader schulden is aangegaan bij twee personen, genaamd [naam 1] en mevrouw [naam 2]. Na zijn overlijden in april 2023 heeft eiseres verscheidene telefoontjes ontvangen met de boodschap dat zij de schuld moet aflossen. Ook is er bij eiseres ingebroken en zijn er in het geheim foto’s van haar gemaakt die bij haar werk aan haar zijn bezorgd. Eiseres denkt dat [naam 1] en [naam 2] hierachter zitten. Eiseres vreest dat zij haar bij terugkeer naar Colombia weer zullen lastig zullen vallen.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. De problemen met de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2].
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eiseres haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De problemen met de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] zijn volgens de minister ongeloofwaardig. De minister concludeert dat het geloofwaardige element niet voldoende is om eiseres als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag aan te merken. Ook volgt de minister niet dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag ongegrond is.
Ontvankelijkheid
5. De rechtbank ziet aanleiding om allereerst de ontvankelijkheid van het ingestelde beroepschrift te bespreken.
5.1.
De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres op 25 april 2025 in de gelegenheid gesteld om te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Nadat er geen reactie was ontvangen binnen de gestelde termijn van vier weken heeft de rechtbank een rappelbericht gestuurd met een nieuwe reactietermijn van twee weken. Op 7 juni 2025 heeft de gemachtigde van eiseres laten weten dat het beroep te laat is ingediend omdat er een enorme drukte is in de asielpraktijk en omdat gemachtigde op 26 maart 2025 tot laat in de avond aan het werk was en er pas na 12 uur ’s nachts achter kwam dat het beroep in de zaak van eiseres nog ingediend moest worden. De termijn is daarom met 45 minuten overschreden. De gemachtigde van eiseres verzoekt de rechtbank om het beroep ontvankelijk te verklaren en de zaak inhoudelijk te behandelen.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 69, eerste lid, van de Vw volgt dat de beroepstermijn vier weken bedraagt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift te laat is ingediend. Nu de aanvraag door de minister als ongegrond is afgewezen had eiseres vier weken, tot 26 maart 2025, de tijd om haar beroepschrift in te dienen bij de rechtbank. Het beroep is ingediend op 27 maart 2025. De rechtbank ziet in de reactie van de gemachtigde van eiseres van 7 juni 2025 geen reden om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Op 30 januari 2024 heeft de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven [2] vier uitspraken gedaan over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding. [3] Het CBb heeft hierin- kort gezegd - uiteengezet dat bestuursorganen en bestuursrechters in bepaalde gevallen bij de beoordeling van de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding meer rekening moeten houden met bijzondere omstandigheden die de indiener van het bezwaar- of beroepschrift betreffen. Als dergelijke bijzondere omstandigheden zich voordoen, moet worden nagegaan of die maken dat de termijnoverschrijding de indiener niet kan worden toegerekend. Daarbij geldt dat, als de indiener gedurende (een deel van) de overschreden bezwaar- of beroepstermijn werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, blijft gelden dat diens handelen in beginsel voor risico van de indiener komt, tenzij zich heel bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de rechtshulpverlener voordeden. Van een professionele rechtshulpverlener mag immers onder meer worden verwacht dat deze de termijnen bewaakt. Van heel bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van de rechtshulpverlener is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Hetgeen de gemachtigde in dit kader heeft aangevoerd is hiertoe naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onvoldoende. Als niet aan de ontvankelijkheidsvereisten is voldaan, zoals in deze zaak het geval is, dan is er geen ruimte voor een inhoudelijke rechterlijke toets of een asielaanvraag door de minister terecht of ten onrechte is afgewezen als ongegrond. De rechtbank zal het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Ides, rechter, in aanwezigheid van F.E. Siblesz, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.