ECLI:NL:RBDHA:2025:23616
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van termijnoverschrijding en ongeloofwaardigheid van de onderbouwing
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiseres, die van Colombiaanse nationaliteit is. Eiseres heeft op 26 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waarbij zij aanvoert dat haar vader schulden heeft gemaakt en dat zij na zijn overlijden door schuldeisers wordt lastiggevallen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 26 februari 2025 afgewezen, omdat de problemen met de schuldeisers volgens de minister ongeloofwaardig zijn en eiseres bij terugkeer naar Colombia geen reëel risico op ernstige schade loopt.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend. De rechtbank heeft geen reden gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, ondanks de argumenten van de gemachtigde van eiseres over drukte in de asielpraktijk. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet kan worden toegerekend aan bijzondere omstandigheden aan de zijde van de rechtshulpverlener. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften en de strikte toepassing van de ontvankelijkheidsvereisten in asielzaken. De rechtbank heeft geen ruimte gezien voor een inhoudelijke toetsing van de asielaanvraag, omdat niet aan de ontvankelijkheidsvereisten is voldaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.