ECLI:NL:RBDHA:2025:23752
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor verblijf als familie- of gezinslid bij referent
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf als familie- of gezinslid bij zijn vader, de referent. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag en komt tot de conclusie dat deze in stand kan blijven. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet onder de reikwijdte van het Turks associatierecht valt. De rechtbank legt uit dat de uitzetting van eiser niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn aangetoond tussen eiser en referent.
Eiser heeft zijn aanvraag om een verblijfsvergunning op 6 juni 2022 ingediend, maar deze is afgewezen door de minister op 19 december 2022. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat eiser niet ten laste van referent komt. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij in Nederland nog steeds ten laste van referent komt, en dat de minister niet verplicht was om een belangenafweging te maken in het kader van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag.