ECLI:NL:RBDHA:2025:2393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
09/040907-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met een wilsonbekwame; gevangenisstraf en beroepsverbod opgelegd

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een wilsonbekwame vrouw, [naam 1]. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen op 24 januari 2024 in Noordwijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam 1], die 18 jaar oud is en verstandelijk beperkt, niet in staat was om haar wil te bepalen of kenbaar te maken. De verdachte was zich bewust van deze beperking en heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [naam 1] in hem had als haar taxichauffeur. Tijdens de zitting op 6 februari 2025 heeft de officier van justitie, mr. P. de Mos, gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van vijf maanden, een contact- en locatieverbod, en een beroepsverbod. De verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met een contactverbod voor vijf jaar en een beroepsverbod voor dezelfde duur. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.500,- aan [naam 1].

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/040907-24
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1967 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 6 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Mos en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.M. van Steenes naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 24 januari 2024 te Noordwijk, althans in Nederland,
met [naam 1] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening
en/of verstandelijke handicap leed dat die [naam 1] , niet of
onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of
daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- meermaals, althans eenmaal, de borsten van die [naam 1] te
betasten en/of
- meermaals, althans eenmaal, de vagina van die [naam 1] te betasten en/of
- het meermaals, althans eenmaal, zoenen van haar hand;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 januari 2024 te Noordwijk, althans Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten door onverhoeds te handelen,
[naam 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handelingen, te weten
- meermaals, althans eenmaal, de borsten van die [naam 1] te betasten en/of
- meermaals, althans eenmaal, de vagina van die [naam 1] te betasten en/of
- het meermaals, althans eenmaal, zoenen van haar hand.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024026002, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 105).
1. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt op 1 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 7-8):
[naam 1] is 18 jaar oud en verstandelijk beperkt. Volgens haar moeder heeft [naam 1] het niveau van een 6,7 of 8 jarige. [naam 1] zit op speciaal onderwijs bij [stichting] . [naam 1] wordt door een busje opgehaald en naar school gebracht. Normaal gesproken wordt [naam 1] rond 16:10 uur thuis gebracht van school. Afgelopen 24 januari 2023 werd [naam 1] pas om 17:30 uur thuis gebracht. Ze kwam het huis in gestormd, haar jas stond open en haar muts stond scheef op haar hoofd. Alsof de muts er was afgegaan en door iemand anders dan [naam 1] weer was opgezet. Moeder vertelt dat [naam 1] tegen haar had gezegd dat de chauffeur haar hand had gezoend en dat hij aan haar borsten had gezeten. [naam 1] had ook tegen haar moeder verteld dat de chauffeur met zijn hand in haar onderbroek was geweest en met zijn hand op de blote vagina van [naam 1] was geweest. [naam 1] moest huilen toen ze dit vertelde. [naam 1] heeft er ook nachtmerries van. [naam 1] vertelde tegen haar moeder dat ze droomde dat de chauffeur achter haar aan zat en haar wou pakken. Moeder had deze chauffeur nog nooit gezien, het is ook iedere keer een andere chauffeur. [naam 1] durft nu niet meer met het busje mee te gaan, ze krijgt ook paniekaanvallen. Ze is bang dat hetzelfde nog een keer gaat gebeuren. Ze durft alleen met de bus mee als er een oude man rijdt die een zwarte bus heeft. [naam 1] omschreef de chauffeur als een dikke man die snoep bij zich had.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] opgemaakt op 6 februari 2024,
voor zover inhoudende (p. 14-16):
A: Ik kom aangifte doen namens [naam 1] .
V: Waar wil je aangifte van doen?
A: Ik wil aangifte doen van seksueel overschrijdend gedrag binnen de zorgrelatie.
V: Wat is je functie?
A: Mijn functie is manager dagbesteding bij [stichting] , locatie
[locatie] .
V: Wat is er met [naam 1] gebeurd?
A: [naam 1] geeft aan dat ze is aangeraakt door een taxichauffeur bij haar borsten en bij haar kruis. En ook meerdere kusjes op haar hand heeft gegeven. De taxichauffeur heeft haar mobiel uitgedrukt en dit aan haar ouders verteld.
V: Van wie heb je allemaal gehoord wat er met [naam 1] is gebeurd?
A: Ik ben gebeld door mijn begeleiders omdat de ouders van [naam 1] haar ouders zich melde bij de dagbesteding, ze ging toen niet met de taxi. Ze zijn toen met haar begeleider in gesprek gegaan en die begeleider heeft zich bij mij gemeld. Een andere begeleidster heeft [naam 1] meegenomen naar een ander lokaal. Waar [naam 1] onrustig gedrag vertoonde en zichzelf in haar kruis sloeg. Haar ouders hebben toen bij een andere begeleidster hun verhaal gedaan dat ze onrustig van de taxi vandaag kwam en dat de chauffeur haar had betast. En daarna wilde ze niet op de dagbesteding blijven en is ze met ouders naar huis gegaan. [naam 1] was geplaatst op de voorstoel, direct naast de taxichaffeur.
V: Je werkt bij [stichting] . Kun je uitleggen waarom [naam 1] bij [stichting] komt?
A: Ja, [naam 1] heeft een verstandelijke beperking en is niet instaat om naar school te gaan. Ze zit op de dagbesteding voor volwassenen. Ze woont wel thuis en ze is bij ons voor een zinnige dagbesteding met activiteiten.
V: Op welk niveau fungeert [naam 1] ?
A: Sociaal emotioneel is ze anderhalf jaar oud. [naam 1] spreekt weinig Nederlands, ze kan wel goed aanwijzingen opvolgen. Ze heeft wel continue aansturing nodig en toezicht.
V: [naam 1] wordt gehaald en gebracht met een busje, hebben jullie een vaste vervoerder?
A: Ja, [taxibedrijf]
V: Weet jij wie de chauffeur was die [naam 1] op 24 januari 2024 vanaf [stichting] naar huis heeft gebracht?
A: Ja, dat was [de verdachte] en heb ergens zijn achternaam. Ik heb deze naam eerder aan jullie collega doorgegeven.
A: [naam 1] haar vader heeft haar meerdere keren proberen te bellen. De telefoon ging meerdere keren over en na een tijdje is deze uitgezet. [naam 3] gaf aan dat het een afwijkende route was. Er waren geen gekke tussenstops te zien maar wel dat [naam 1] als laatste werd afgezet. En dat [de verdachte] 10 minuten samen met [naam 1] in de bus heeft gezeten. Ze hebben niet onnodig stilgestaan.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt
op 9 februari 2024, voor zover inhoudende (p. 19-23):
V: Hoe oud is [naam 1] ?
A: 18 jaar oud.
V: Wat is het niveau van [naam 1] ?
A: Haar iq staat gelijk met een kind van 6 a 7 jaar oud ongeveer.
V: Kun je vertellen wat [naam 1] op 24 januari 2024 is overkomen?
A: Zoals elke dag, ze is met de bus om 09:00 uur naar school gegaan, ze zit op een school van 09:00 uur tot 16:00 uur. Normaal duurt het van school naar huis ongeveer 20 minuten, dus we verwachten haar dan rond 16:20 uur of 16:30 uur thuis. Op die dag hebben we op haar gewacht tot ongeveer 17:00 uur, ze was er nog niet, ik begon mij zorgen maken. Mijn belletjes op haar telefoon werden gecanceld. Tot het ongeveer 17:30 uur was. 17:30 uur kwam de bus aan, de chauffeur van de bus veranderen steeds, ik ben naar de bus toegegaan om mijn dochter op te halen. Ik zag toen dat [naam 1] op een klein stoeltje naast de chauffeur zat en niet achterin op een gewone stoel. Ik merkte toen dat er iets aan de hand was met haar, haar jas stond open, haar muts of hoed was niet goed op haar hoofd. Ze zag eruit alsof ze in shock was. Ze kwam uit de bus. Toen [naam 1] binnen was begon ze te huilen. Wij vroegen aan haar wat er aan de hand was. Wij hoorden haar zeggen dat ze morgen niet naar school wilde gaan, nooit meer. Ze zei dat de chauffeur haar op gevoelige plekken aantastte, ze wees naar haar borsten en naar haar kruis. Ze deed haar hand in de broek aan haar kruis. Ze vertelde dat ze pijn had op haar borsten en bij haar kruis. En dat de chauffeur haar handen kuste. Ze ging naar de keuken om haar handen meerdere malen met zeep en water te wassen. Ze bleef huilen.
A: Ik ben haar gaan bellen vanaf 16:30 uur. Het staat nog in mijn telefoon, in het Engels.
O: Getuige pakt zijn telefoon en laat de gemiste oproepen zien. De tolk bekijkt de gemiste oproepen en vertaald het volgende:
24 januari 2024: [naam 1] [telefoonnummer] :
Er staat dat vanaf 16:14 een uitgaand gesprek 1 sec
16:17 uur een uitgaand gesprek van 2 sec
16:26 uur gesprek gecanceld.
16:37 uur uitgaand gesprek 1 minuut.
16:50 uur uitgaand gesprek 3 sec
16:50 uur uitgaand gesprek 2 sec
V: Wat is er besproken toen je haar 1 minuut aan de telefoon had?
A: Er is niet opgenomen, de telefoon ging 1 minuut over. Geen enkel gesprek is beantwoord.
V: Hoe is dat normaal?
A: [naam 1] weet hoe ze de telefoon moet gebruiken en neemt altijd op.
Toen ze thuis was heb ik haar gevraagd waarom ze de telefoon niet beantwoordde. [naam 1] vertelde mij dat de chauffeur haar gesprekken wegdrukte en dat ze niet mocht opnemen van hem. [naam 1] zei dat de chauffeur haar telefoon heeft afgepakt en dat ze niet mocht reageren. V: Waar zit [naam 1] normaal in de bus?
A: Achterin, maar toen [naam 1] bij ons thuis kwam was er niemand anders in de bus
behalve [naam 1] en de chauffeur.
V: Hoe is dat normaal als [naam 1] wordt afgezet?
A: Dat verschilt, soms is [naam 1] de laatste die afgezet wordt en soms zit er nog andere in de bus.
V: Je vertelde dat de chauffeur [naam 1] aan haar borst had aangeraakt, heeft ze verteld hoe dit precies is gegaan?
A: Ze hield haar borst met haar hand vast en dat de chauffeur dat zo deed, ze vertelde dat het bij beiden borsten was gebeurd. Ze vertelde dat ze pijn had aan haar borsten. En ook bij haar kruis had ze pijn.
V: Heeft [naam 1] verteld wat hij deed met de hand toen hij haar borsten aanraakte?
A: Nee ze zei alleen dat hij met zijn hand op haar borsten zat en dat hij haar kuste en zijn hand in haar broek deed.
V: Is hij in haar broek geweest of in haar onderbroek of anders?
A: Ze zei dat de chauffeur zijn hand in haar broek deed en ze deed dit na.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 februari 2024, voor zover
inhoudende (p. 35):
[naam 1] heeft van 17:10 uur tot en met 17:21 uur alleen met [de verdachte] in het taxibusje gezeten.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 februari 2024, voor zover
inhoudende (p. 60-61):
- Te 16:37:12 uur zijn er een gesprek en data-4G verbinding (beiden 113 sec) waarbij
gebruik gemaakt wordt van basisstation 11566369 wat zich bevindt op [adres 2] , [postcode 2] te Rijnsburg.
- Te 16:50:17 uur wordt het nummer van [naam 1] gebeld door het nummer van haar vader, dit gesprek (duur 3 sec) komt niet tot stand en wordt doorgeschakeld naar de
voicemail van [naam 1] . Er wordt geen locatie van een basisstation weergegeven. (Opm: Dit contact komt overeen met de gegevens uit de telefoon van vader)
- Te 16:50:31 uur wordt het nummer van [naam 1] gebeld door het nummer van haar vader. Dit gesprek (duur 3 sec) komt niet tot stand en wordt doorgeschakeld naar de
voicemail van [naam 1] . Er wordt geen locatie van een basisstation weergegeven.
(Opm: Dit contact komt overeen met de gegevens uit de telefoon van vader)
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 6 februari 2025,
voor zover inhoudende:
U vraagt mij hoe het slachtoffer bij mij overkwam. Ik rij zoveel van die kinderen rond. Het was de eerste keer dat ik haar reed. Ik heb die andere kinderen wel eerder rondgereden. Er zitten allemaal kinderen met een rugzak. De een mankeert dit en de ander dat. De ene kan niet praten en de andere is wild in de bus. [naam 1] kon niet praten. Ze zat niet in een rolstoel, de begeleider heeft haar aan de hand meegenomen naar de bus en zette haar bij mij voorin in de bus.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Formele verwerenAllereerst verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat de vordering ex artikel 126nc Sv onrechtmatig is gedaan door de politie en dat de oogst daarvan daardoor niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Uit de wettekst van artikel 126nc Sv blijkt dat dit een zelfstandige bevoegdheid is van opsporingsambtenaren in het kader van een opsporingsonderzoek, dat wordt geleid onder verantwoordelijkheid van een officier van justitie. De officier van justitie hoeft voor deze vordering geen toestemming te geven aan de betreffende opsporingsambtenaar.
Verder verwerpt de rechtbank het verweer dat sprake is van een vormverzuim met betrekking tot de vordering ex 126nd Sv, vanwege het ontbreken van de machtiging van de rechter-commissaris. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie de machtiging van de rechter-commissaris overlegd waar uit blijkt dat er vooraf toestemming is verleend. Van een vormverzuim is dus geen sprake.
Beoordelingskader
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering mag de strafrechter het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend baseren op de verklaring van één getuige. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet alle onderdelen daarvan. Met dit voorschrift wordt beoogd de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. In een geval als dit moet de strafrechter in de eerste plaats de betrouwbaarheid van de verklaring van het vermeende slachtoffer beoordelen. Als hij die verklaring betrouwbaar acht, moet de strafrechter vervolgens beoordelen of die verklaring voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Wat betreft het vereiste van steunbewijs kan uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van het vermeende slachtoffer op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring van het vermeende slachtoffer en het overige bewijsmateriaal mag echter geen te ver verwijderd verband bestaan.
De betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 1]
heeft naar het oordeel van de rechtbank op verschillende momenten consistent en authentiek verklaard over het tenlastegelegde. In haar verklaringen is [naam 1] gedetailleerd geweest, waarbij in aanmerking moet worden genomen dat zij verstandelijk beperkt is en sociaal-emotioneel functioneert op het niveau van een kind van anderhalf jaar en haar IQ gelijk is aan dat van een kind tussen zes en acht jaar. Toen zij verklaarde dat de verdachte haar op gevoelige plekken had aangeraakt, beschreef zij dit door te wijzen naar haar borsten en kruis en door haar hand in haar broek bij haar kruis te stoppen. Deze manier van omschrijven komt, gezien haar beperking, op de rechtbank authentiek over. De rechtbank concludeert dat haar verklaringen onderling consistent en gedetailleerd zijn en in de kern met elkaar overeen komen. Wel is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [naam 1] behoedzaam dient te worden beschouwd gelet op haar verstandelijke beperking.
Het steunbewijs
De verklaring van [naam 1] vindt op specifieke punten steun in ander bewijsmateriaal.
Uit de gevorderde GPS-gegevens van de bus blijkt dat de verdachte op 24 januari 2024 om 16:10 met zijn bus aankomt bij stichting [stichting] in [locatie] . Om 16:18 rijdt de bus weg naar respectievelijk drie adressen van drie (kwetsbare) jonge personen die hij thuis moet brengen, waarbij [naam 1] de laatste is die thuis wordt afgezet. Vaststaat dat [naam 1] voorin op de stoel naast de verdachte zat op het moment dat zij naar huis werd gebracht vanaf de dagbesteding naar huis. Ook staat vast dat [naam 1] van 17:10 tot 17:21 alleen met de verdachte in de bus heeft gezeten.
De rechtbank hecht verder veel waarde aan de waargenomen emoties door de ouders van [naam 1] direct na het tenlastegelegde.
De moeder van [naam 1] verklaart dat [naam 1] het huis in kwam gestormd, haar jas open stond en dat haar muts scheef op haar hoofd stond, alsof iemand anders er aan had gezeten. Ook tegen haar moeder vertelt ze dat de chauffeur haar heeft betast bij haar vagina, haar borsten en dat de chauffeur haar handkusjes heeft gegeven. Ook bij moeder moest [naam 1] huilen toen ze dit vertelde. Bovendien heeft [naam 1] dezelfde verklaring afgelegd bij haar begeleider van de dagbesteding en ook bij de politie.
De vader van [naam 1] verklaart dat ze direct begon te huilen nadat ze thuis kwam uit de bus. Op de vraag van vader wat er aan de hand was zei ze dat ze nooit meer naar school wilde. Daarna vertelde ze dat de chauffeur haar op gevoelige plekken had betast. Ze wees naar haar borsten en naar haar kruis. Ze deed hierbij haar hand in haar broek. Ze vertelde dat ze pijn had op haar borsten en haar kruis. Verder vertelde ze dat de chauffeur haar hand had gekust. Daarna ging ze naar de keuken om meerdere keren haar handen met zeep te wassen.
Uit het dossier blijkt verder dat haar vader haar een aantal keer heeft gebeld op het moment dat ze met de verdachte in de bus zat. Op de vraag waarom ze haar telefoon niet opnam zei ze dat de chauffeur de gesprekken wegdrukte en dat ze niet mocht opnemen van hem. Deze verklaring wordt ondersteund door de gevorderde telefoongegevens van [naam 1] . De vader van [naam 1] heeft verklaard dat hij haar meerdere keren heeft gebeld tussen 16:14 en 16:50. Dit is ook te zien op de aangeleverde screenshots van zijn telefoon en wordt bevestigd door de telecomgegevens die zijn gevorderd van de telefoon van [naam 1] . Uit de gevorderde telecomgegevens van de telefoon van [naam 1] blijkt dat haar telefoon om 16:29:02 verbinding heeft gemaakt met een basisstation in Katwijk. Anders dan de verdediging stelt, concludeert de rechtbank dat [naam 1] vanaf dit tijdstip in ieder geval al voorin de bus zat naast verdachte. Voorts blijkt uit de telecomdata dat [naam 1] om 16:37:12 is gebeld door haar vader. Er zou een gesprek hebben plaatsgevonden van 113 seconden waarbij verbinding is gemaakt met het basisstation in Rijnsburg. Vader heeft niets gehoord tijdens deze ‘verbinding’ die tot stand zou zijn gekomen op dat tijdstip. Om 16:50:17 en om 16:50:31 wordt [naam 1] wederom gebeld door haar vader. Uit de gevorderde gegevens blijkt dat deze oproepen zijn doorgeschakeld naar de voicemail van [naam 1] en dat zij direct daarna ook respectievelijk twee sms’jes heeft ontvangen.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van [naam 1] niet op zichzelf staat, maar dat deze is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
Wilsonbekwaam
De rechtbank stelt vast dat [naam 1] 18 jaar en verstandelijk gehandicapt is. Dit blijkt zowel uit de verklaringen van haar ouders, als van de manager van de dagbesteding, die namens [naam 1] aangifte heeft gedaan. Allemaal verklaren ze dat [naam 1] sociaal-emotioneel functioneert op het niveau van een kind van anderhalf jaar oud. De ouders hebben bij de politie verklaard dat [naam 1] ’s IQ gelijk staat aan dat van een kind tussen de zes en acht jaar oud. [naam 1] volgt dagbesteding bij stichting [stichting] , dit is een stichting die dagbesteding biedt aan kinderen en volwassenen met een verstandelijke beperking. Gezien het verstandelijke en emotionele ontwikkelingsniveau van [naam 1] , moet worden geconcludeerd dat zij niet in staat is geweest om voldoende haar wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden.
De verdachte was hiervan op de hoogte, zo blijkt uit zijn verklaring ter terechtzitting. Hij wist wat de doelgroep is van [stichting] , in de woorden van de verdachte ‘het zijn allemaal kinderen met een rugzak, de een mankeert dit, de ander dat’. [naam 1] werd door een begeleider in de bus gezet en kon volgens de verdachte niet praten. Hieruit blijkt dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet had, in die zin dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam 1] leed aan een zodanige verstandelijke handicap dat zij onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of weerstand te bieden tegen de ontuchtige handelingen.
Ontuchtige handelingen
De rechtbank is van oordeel dat het aanraken van de borsten en de vagina zonder toestemming zonder meer in strijd is met de sociaal-ethische norm en moet worden aangemerkt als ontuchtig. De rechtbank concludeert dat het zoenen op de hand in deze context ook als een ontuchtige handeling moet worden beschouwd.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 24 januari 2024 in Nederland, met [naam 1] , van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een zodanige verstandelijke handicap leed dat die [naam 1] ,
onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of
daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- de borsten van die [naam 1] te betasten en
- de vagina van die [naam 1] te betasten en
- het zoenen van haar hand.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Verder heeft de officier van justitie gevorderd een contact- en locatieverbod op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr voor de duur van vijf jaren en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Het contactverbod zou dan zien op het slachtoffer en haar familie en het locatieverbod voor een straal van 100 meter rondom de woning van het slachtoffer en haar familie. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een beroepsverbod op te leggen op alle mogelijke werkzaamheden met betrekking tot gehandicapten, bejaarden, minderjarigen of anderszins kwetsbare personen voor de duur van vijf jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen over de strafmaat.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een verstandelijk gehandicapte jonge vrouw. Zij was als verstandelijk beperkte passagier toevertrouwd aan de zorg van het taxivervoer dat werd verzorgd door de verdachte. Door haar te betasten tijdens de rit heeft de verdachte grof misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en van het vertrouwen dat het slachtoffer in de verdachte als haar vervoerder/chauffeur mocht hebben. Ook de ouders en de samenleving moeten erop kunnen vertrouwen dat juist de meest kwetsbaren veilig kunnen worden vervoerd, zonder dat misbruik van hun kwetsbaarheid wordt gemaakt.
De verdachte heeft zijn eigen gevoelens vooropgesteld en ontuchtige handelingen gepleegd waarmee hij een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer heeft gemaakt. Algemeen bekend is dat slachtoffers dergelijke ontuchtige handelingen vaak als traumatisch, vernederend en beangstigend ervaren en dat zij nog lang last kunnen hebben van de psychische gevolgen. Ook in deze zaak is de impact voor het slachtoffer groot, zoals onder meer blijkt uit de schriftelijke verklaring die namens het slachtoffer ter zitting is voorgedragen. De verdachte heeft het slachtoffer met zijn handelen psychische schade toegebracht. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Het strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 7 januari 2025. De reclassering adviseert om de verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht eventuele risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte ontkent, is voldoende ingebed in de zorg voor zijn gezondheidsklachten en heeft geen hulpvraag.
Daarnaast adviseert de reclassering bij veroordeling een beroepsverbod op te leggen waarbij verdachte vijf jaren niet mag werken binnen de taxibranche. Verder adviseert de reclassering een contactverbod met het slachtoffer als vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen voor de duur van vijf jaar.
Straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden.
Contact- en locatieverbod
De rechtbank ziet verder, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van (vergelijkbare) strafbare feiten, aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, te weten een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod inhoudende dat de verdachte zich niet in een straal van 100 meter rond de woning van [naam 1] mag begeven. Voor iedere keer dat de verdachte de maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden tenuitvoergelegd voor de duur van één week, met een maximum van zes maanden.
Anders dan door de officier van justitie is geëist zal de rechtbank de maatregel ex artikel 38v Sv niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat de rechtbank uit het dossier en het verhandelde ter zitting geen informatie heeft gekregen die ertoe leidt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
Beroepsverbod
Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een beroepsverbod op te leggen, inhoudende dat de verdachte gedurende vijf jaren geen werkzaamheden met betrekking tot gehandicapten, bejaarden, minderjarigen of anderszins kwetsbare personen mag verrichten.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van een bedrag tussen de € 25.000,- en € 30.000,- en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.500,- en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 2.500,-. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 januari 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het primair bewezenverklaarde feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 28, 31, 36f, 38v, 38w en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige verstandelijke handicap lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) MAANDEN;
maatregel ex artikel 38v Sr
legt op
de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 (vijf) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [naam 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats 2] (Jemen);
en inhoudende dat de veroordeelde zich voor de duur van 5 (vijf) jaren niet zal ophouden in een straal van 100 meter rondom het adres:
- [adres 3] , [postcode 3] te [plaats] ;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden, waarbij toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
beroepsverbod
ontzet de verdachte van zijn recht tot het uitoefenen van elk beroep dat inhoudt het verrichten van werkzaamheden met betrekking tot gehandicapten, bejaarden, minderjarigen of anderszins kwetsbare personen;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 2.500,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 1] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Katib, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. B.A. Sturm, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. I.C. Melieste, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 februari 2025.