Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De eiser heeft op 8 november 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar uit Eurodac-onderzoek bleek dat hij eerder op 22 november 2023 in Duitsland om internationale bescherming had verzocht. Duitsland heeft het verzoek om terugname op 9 januari 2025 geaccepteerd, waardoor de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de asielaanvraag van eiser vaststaat. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet kan vertrouwen op de Duitse autoriteiten en dat zijn medische en psychische problemen onvoldoende worden gewaarborgd in Duitsland.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet heeft aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is op zijn situatie. De Duitse autoriteiten hebben bovendien gegarandeerd dat eiser de mogelijkheid krijgt om in Duitsland een nieuw asielverzoek in te dienen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Duitsland onevenredig hard zou zijn. Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en de beslissing van de minister om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen bevestigd.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding, en de uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.