ECLI:NL:RBDHA:2025:2435
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een vrouw van Palestijnse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de minister van Asiel en Migratie op 11 oktober 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 15 januari 2025, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL24.40349) die het beroep van verzoekster behandelde. Hierdoor was het verzoek om voorlopige voorziening niet meer relevant. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.