ECLI:NL:RBDHA:2025:24500
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die asiel had aangevraagd in Nederland, kreeg op 13 augustus 2025 een besluit van de minister van Asiel en Migratie waarin zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser nog procesbelang had bij het beroep. Uit informatie van de verweerder bleek dat eiser op 13 november 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact te hebben met hem. Gezien deze omstandigheden en de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, concludeerde de rechtbank dat eiser niet langer prijs stelde op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Hierdoor had eiser geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.