ECLI:NL:RBDHA:2025:24500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
19 december 2025
Zaaknummer
NL25.39049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die asiel had aangevraagd in Nederland, kreeg op 13 augustus 2025 een besluit van de minister van Asiel en Migratie waarin zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser nog procesbelang had bij het beroep. Uit informatie van de verweerder bleek dat eiser op 13 november 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact te hebben met hem. Gezien deze omstandigheden en de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, concludeerde de rechtbank dat eiser niet langer prijs stelde op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. Hierdoor had eiser geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.

De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.39049

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Eiser heeft asiel aangevraagd in Nederland. Bij brief van 25 november 2025 heeft verweerder meegedeeld dat eiser op 13 november 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 2 december 2025 meegedeeld dat zij momenteel geen contact heeft met eiser.
2. Gelet op al de genoemde omstandigheden en de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State neemt de rechtbank aan dat eiser niet langer prijs stelt op de aanvankelijk gezochte internationale bescherming in Nederland. [1] Eiser heeft daarom geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.