ECLI:NL:RBDHA:2025:24557
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die op 14 augustus 2025 door de minister van Asiel en Migratie aan eiser was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring voortduurt en dat de minister de rechtbank op de hoogte heeft gesteld van deze voortduren, wat gelijkgesteld wordt met een door eiser ingesteld beroep. Tijdens de zitting op 16 december 2025 was alleen de gemachtigde van de minister aanwezig, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld aan de hand van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder, op 25 september 2025, de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot dat moment rechtmatig was. De beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel is beperkt tot de periode na het sluiten van het onderzoek op 24 september 2025. Eiser heeft geen beroepsgronden ingediend en heeft niet gereageerd op de voortgangsrapportage van de minister.
De rechtbank heeft ambtshalve informatie ingewonnen over de omstandigheden rondom een door de minister aangevraagd BMA-advies, omdat er indicaties waren dat eiser mogelijk licht verstandelijk beperkt is en het syndroom van Down heeft. De minister heeft verklaard dat het advies uiterlijk op 19 december 2025 verwacht werd. De rechtbank concludeert dat het handelen van de minister voldoende voortvarend was en ziet geen grond om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.