ECLI:NL:RBDHA:2025:2458

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
SGR 23/3354
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing energietoeslag aan studenten in strijd met gelijkheidsbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2025, in de zaak SGR 23/3354, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een eenmalige energietoeslag 2022 op grond van de Participatiewet. Eiser, een student, had op 24 oktober 2022 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 15 december 2022 werd afgewezen. Het college stelde dat eiser en zijn partner, beide studenten, niet tot de doelgroep voor de energietoeslag behoren omdat zij studiefinanciering ontvangen. Eiser betwistte deze afwijzing en stelde dat het college studenten ongelijk behandelt ten opzichte van niet-studenten, zonder een deugdelijke motivering voor dit onderscheid te geven.

De rechtbank oordeelt dat het college in eerdere uitspraken heeft erkend dat de uitsluiting van studenten niet proportioneel is en in strijd is met het discriminatieverbod en het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college, omdat het niet voorzien is van een deugdelijke motivering. De rechtbank bepaalt dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak en dat het college het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een eerlijke behandeling van studenten in het kader van de energietoeslag, gezien de financiële druk die de stijgende energieprijzen met zich meebrengen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3354

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigden: mr. J.C. Kotteman, mr. R.S. Bosch en mr. D. Swildens),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: D.L. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om eenmalige energietoeslag 2022 (energietoeslag) op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 15 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 maart 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Artikel 35, vierde lid, van de Participatiewet [2] maakt het mogelijk om categoriaal bijzondere bijstand toe te kennen aan een alleenstaande of gezin in de vorm van een eenmalige energietoeslag.
2.1.
Eiser en zijn partner hebben op 24 oktober 2022 voor het jaar 2022 energietoeslag aangevraagd. Met het primaire besluit heeft het college deze aanvraag afgewezen omdat eiser en zijn partner student zijn en zij studiefinanciering ontvangen of daar mogelijk recht op hebben. Zij behoren daarom volgens het college niet tot de doelgroep van de energietoeslag.
2.2.
Het college heeft de afwijzing van de aanvraag in het bestreden besluit gehandhaafd, onder wijziging van de grondslag. Eiser en zijn partner zijn beiden student en ontvangen studiefinanciering. Volgens het college is studiefinanciering een passende en toereikende voorliggende voorziening. Op grond van artikel 15 van de Pw hebben zij daarom geen recht op bijzondere bijstand in de vorm van energietoeslag. Van een ongelijke behandeling is geen sprake, omdat studenten in de Beleidsregel energietoeslag Den Haag 2022 (de Beleidsregel) niet categoriaal worden uitgesloten.
Wat vinden eiseres en het college in beroep?
3.
3.1.
Eiser stelt zich kort gezegd op het standpunt dat het college studenten en niet-studenten ongelijk behandeld. Een deugdelijke motivering voor dit onderscheid ontbreekt. De motivering van het college dat het onderscheid gerechtvaardigd is vanwege de diverse woonsituaties van studenten is zodanig algemeen van aard dat hiermee geen recht wordt gedaan aan de feitelijke woonsituatie van studenten en het doel van de wet. Het doel van de wet is voorkomen dat huishoudens met een laag inkomen als gevolg van de gestegen energieprijzen in de financiële problemen raken. Onder studenten bevinden zich ook huishoudens die wat betreft inkomen, woonsituatie en energiekosten in dezelfde situatie verkeren als niet-studenten. Het college onderbouwt niet met cijfers dat het verstrekken van energietoeslag aan studenten kan leiden tot een aanzienlijke mate van overcompensatie. Niet gebleken is waarom het risico hierop bij studenten problematisch wordt geacht, maar bij overige minima niet. Ook heeft het college niet onderbouwd waarom het differentiëren binnen de studentenpopulatie te veel van de uitvoeringsorganisatie vraagt. Bij andere gemeenten die studenten niet uitsluiten, heeft dit niet tot problemen geleid. De door het college genoemde individuele bijzondere bijstand is geen redelijk alternatief, nu de criteria om daarvoor in aanmerking te komen anders zijn dan de criteria om voor energietoeslag in aanmerking te komen. Eiser concludeert dat de uitsluiting van studenten geen redelijke beleidsbepaling is.
3.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat het uitsluiten van personen die op grond van de Wet studiefinanciering 2000 studiefinanciering (hierna: studenten) ontvangen gerechtvaardigd is. Volgens het college verschilt de woonsituatie van studenten met die van niet-studenten. Daarnaast is er volgens het college een objectieve en redelijke rechtvaardiging om studenten verschillend te behandelen. Volgens het college zijn studenten in de regel kleiner behuisd dan overige minima, als gevolg waarvan zij een lagere energierekening zullen hebben. Het toekennen van energietoeslag aan studenten zou daardoor leiden tot een forse overcompensatie. Het college acht de individuele bijzondere bijstand een redelijk alternatief voor de energietoeslag.
Wat is het beoordelingskader?
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat oordeelt de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser gegrond is. Het college komt in zijn verweerschrift namelijk nadrukkelijk terug op de grondslag van het bestreden besluit dat studiefinanciering een voorliggende voorziening is als bedoeld in artikel 15 van de Pw. Volgens het college dient de grondslag van de afwijzing te zijn dat eiser student is en hij op grond van artikel 4, vierde lid, onder c, van de Beleidsregel daarom niet in aanmerking komt voor energietoeslag. Het college komt daarmee terug van de motivering van het bestreden besluit. Het bestreden besluit is aldus niet voorzien van een deugdelijke motivering en moet daarom worden vernietigd.
5.1.
De door het college in het verweer genoemde afwijzingsgrond kan het bestreden besluit echter evenmin dragen. In verschillende uitspraken van 26 november 2024 [3] heeft de rechtbank geoordeeld dat artikel 4, vierde lid, onder c, van de Beleidsregel onverbindend is. Dit omdat het met die bepaling gemaakte onderscheid maar ten dele voldoet aan de eis van doelmatigheid en niet proportioneel is, en daarmee in strijd is met het discriminatieverbod en het gelijkheidsbeginsel. Het college kan deze bepaling dan ook niet aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag leggen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit geen deugdelijke grondslag heeft. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op het hetgeen zij in 5.1 heeft overwogen geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Ook zal de rechtbank niet zelf een beslissing over de aanvraag om energietoeslag nemen. Dit omdat de rechtbank daarvoor over onvoldoende informatie beschikt. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus).
6.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6.2.
Omdat beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 27 maart 2023;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Participatiewet [4]
Artikel 35
(…)
4. In afwijking van het eerste lid kan tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
(…)
Beleidsregel energietoeslag Den Haag 2022
Artikel 1
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
(…)
- huishouden: de alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin zoals bedoeld in artikel 4 van de wet, inclusief kostendelende medebewoners;
(…)
Artikel 4
1. De energietoeslag wordt uitsluitend verstrekt aan huishoudens met een laag inkomen en wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend.
(…)
4. Tot een huishouden wordt niet gerekend de persoon die:
(…)
a.
b.
c. op de peildatum jonger is dan 27 jaar en aanspraak maakt op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000;
(…)
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 14
Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Protocol nr. 12 bij het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 1
Het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Niemand mag worden gediscrimineerd door enig openbaar gezag op met name een van de in het eerste lid vermelde gronden.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.In de versie zoals geïntroduceerd met de Wet van 22 augustus 2022 tot wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen, Stb. 2022, 321.
3.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBDHA:2024:19638.
4.Zoals deze luidde bij invoering van de Wet van 22 augustus 2022 tot wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen, Stb. 2022, 321.