ECLI:NL:RBDHA:2025:2475
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling ingangsdatum verblijfsvergunning asiel na asielaanvraag
Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar was het niet eens met de ingangsdatum die door de minister was vastgesteld op 20 juli 2023. Eiseres stelde dat de ingangsdatum eerder, op 16 juli 2023, had moeten zijn, omdat zij zich op die datum had gemeld in het Aanmeldcentrum Ter Apel. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld zonder zitting, op basis van de ingediende stukken.
De rechtbank oordeelde dat de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet correct had vastgesteld. Volgens de wet wordt de ingangsdatum bepaald door het moment waarop de asielwens is geuit, en niet door de datum waarop het aanvraagformulier is ingediend. De rechtbank volgde de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 20 januari 2025, waarin werd gesteld dat de asielaanvraag is ontvangen op het moment dat de vreemdeling zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en stelde de ingangsdatum van de verblijfsvergunning vast op 16 juli 2023.
Daarnaast werd de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die op € 907,- werden vastgesteld. De rechtbank vond geen aanleiding om een lagere wegingsfactor toe te kennen voor de proceskosten, aangezien de zaak als gemiddeld werd beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.