ECLI:NL:RBDHA:2025:2475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
NL24.29659
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling ingangsdatum verblijfsvergunning asiel na asielaanvraag

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen de Minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar was het niet eens met de ingangsdatum die door de minister was vastgesteld op 20 juli 2023. Eiseres stelde dat de ingangsdatum eerder, op 16 juli 2023, had moeten zijn, omdat zij zich op die datum had gemeld in het Aanmeldcentrum Ter Apel. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld zonder zitting, op basis van de ingediende stukken.

De rechtbank oordeelde dat de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet correct had vastgesteld. Volgens de wet wordt de ingangsdatum bepaald door het moment waarop de asielwens is geuit, en niet door de datum waarop het aanvraagformulier is ingediend. De rechtbank volgde de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 20 januari 2025, waarin werd gesteld dat de asielaanvraag is ontvangen op het moment dat de vreemdeling zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en stelde de ingangsdatum van de verblijfsvergunning vast op 16 juli 2023.

Daarnaast werd de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die op € 907,- werden vastgesteld. De rechtbank vond geen aanleiding om een lagere wegingsfactor toe te kennen voor de proceskosten, aangezien de zaak als gemiddeld werd beoordeeld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29659

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en
de Minister van Asiel en Migratie, [1]

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 27 juni 2024 (het bestreden besluit) waarbij de minister de aanvraag van eiseres van 20 juli 2023 om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingewilligd. Het beroep richt zich tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning.
1.1.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om zonder zitting uitspraak te doen op het beroep. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege wordt gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning van eiseres juist heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. De minister heeft de asielaanvraag van eiseres met het bestreden besluit ingewilligd. Hij heeft eiseres een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 20 juli 2023, geldig tot 20 juli 2028.
Heeft de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning juist vastgesteld?
4. Eiseres voert aan dat de verblijfsvergunning verleend moet worden met ingang van 16 juli 2023. Zij heeft zich op die datum gemeld in het Aanmeldcentrum Ter Apel. Dat blijkt uit het combigehoor dat blijkt ook uit de loopbrief. De minister heeft ten onrechte de ingangsdatum voor de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd vastgesteld op de datum waarop eiseres het M35-H formulier heeft ingediend.
5. De minister heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat eisers geen actueel en reëel belang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het verschil tussen de datum waarop eiseres de asielwens heeft geuit en de datum van het indienen van het aanvraagformulier is vier dagen. Dit tijdsverschil is volgens de minister zo klein dat de aanpassing van de ingangsdatum voor eiseres niet van feitelijke betekenis is. De minister vindt daarom dat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk moet verklaren. Als de rechtbank het beroep wel inhoudelijk behandelt, dan verzoekt de minister de rechtbank om zelf de ingangsdatum van de verblijfsvergunning van eiseres vast te stellen op 16 juli 2023.
6. De Afdeling [2] heeft in haar uitspraak van 20 januari 2025 [3] overwogen dat uit de wet [4] volgt dat een asielaanvraag is ontvangen op het moment dat een vreemdeling bij de autoriteiten zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt. Dit moment kan bijvoorbeeld blijken uit de loopbrief. De ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt door het moment waarop de asielwens is geuit bepaald en niet door de datum waarop de vreemdeling met het voorgeschreven aanvraagformulier de aanvraag heeft ingediend.
Procesbelang
7. De rechtbank volgt niet het standpunt van de minister dat eiseres geen procesbelang heeft bij het beroep. Uit de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2025 volgt, naar het oordeel van de rechtbank, namelijk niet dat de vraag hoeveel tijdsverschil er zit tussen de datum waarop de vreemdeling de asielwens kenbaar heeft gemaakt en de datum waarop de asielaanvraag formeel met het M35-H formulier is ingediend, van belang is voor het bepalen van de ingangsdatum. De minister heeft de stelling dat de aanpassing van de ingangsdatum voor eiseres niet van feitelijke betekenis zou kunnen zijn ook niet concreet gemaakt of onderbouwd. Het enkele feit dat sprake is van een gering tijdsverschil neemt het belang van eiseres bij de huidige procedure, namelijk een eerdere ingangsdatum van haar verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkrijgen, niet weg. Immers, bij een gegrond verklaring van het beroep, zal de asielvergunning van eiseres een eerdere ingangsdatum krijgen en gelet op die eerdere ingangsdatum zal zij ook een sterker verblijfsrecht kunnen krijgen. Eiseres kan daarom door het instellen van beroep in een gunstiger positie komen. Om die reden heeft eiseres dus procesbelang. De rechtbank behandelt het beroep daarom inhoudelijk.
De ingangsdatum van de verblijfsvergunning
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres haar asielverzoek op 20 juli 2023 met het M35-H formulier heeft ingediend. Uit de loopbrief blijkt dat eiseres al eerder, namelijk op 16 juli 2023, haar asielwens heeft geuit door zich te melden als asielzoeker. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2025 heeft de minister de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel daarom niet juist vastgesteld. Het beroep is gegrond.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit, voor zover de minister daarin de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel heeft vastgesteld op 20 juli 2023. Uit oogpunt van definitieve geschillenbeslechting zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door de ingangsdatum van de verblijfsvergunning van eiseres vast te stellen op 16 juli 2023 en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit [5] .
10. De minister moet de proceskosten vergoeden. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,-, namelijk 1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.
10.1.
Voor een lagere wegingsfactor, bijvoorbeeld zeer licht (0,25 in plaats van 1) zoals door de minister bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding. Voor het bepalen van de wegingsfactor is het gewicht van de zaak bepalend. Een behandeling van een zaak in de bezwaar-en beroepsprocedure behoort in beginsel tot de categorie gemiddeld, tenzij zich duidelijke redenen voordoen om hiervan af te wijken [6] . Dergelijke redenen zijn in deze zaak niet gebleken. Het beroep tegen de ingangsdatum van het bestreden besluit vergt een inhoudelijke beoordeling en behoort tot de categorie gemiddeld. De rechtbank heeft ook geen aanknopingspunten gezien in de eerder vermelde uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2025 om een lagere wegingsfactor toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 27 juni 2024, voor zover daarin de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is vastgesteld op 20 juli 2023;
- stelt de ingangsdatum van de verblijfsvergunning vast op 16 juli 2023;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit
van 27 juni 2024;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-,.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en veiligheid.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Artikel 44, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000.
5.Artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 11 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:408.