Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Ambtshalve toetsing
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Iraanse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.D. Kupelian, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, die op 29 december 2024 de maatregel van bewaring had opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 januari 2025, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De minister was vertegenwoordigd door mr. C.J. Ohrtmann.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist door de eiser. De minister had in zijn besluit aangegeven dat de bewaring noodzakelijk was om gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van de asielaanvraag, en er was een risico op onttrekking aan het toezicht. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat een lichter middel, zoals een meldplicht, niet volstond, gezien het eerdere gedrag van de eiser, die zich niet aan de meldplicht had gehouden en eerder uit de opvang was vertrokken.
De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de maatregel van bewaring onrechtmatig was tot het moment van sluiten van het onderzoek en concludeerde dat dit niet het geval was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 24 januari 2025, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.