ECLI:NL:RBDHA:2025:25019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
23 december 2025
Zaaknummer
NL25.62317
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring van een Marokkaanse vreemdeling met zicht op uitzetting en weigering tot overlegging van identiteitsdocumenten

Op 23 december 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortduring van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. Eiser, die in het bezit is van een nationale identiteitskaart maar deze niet wil overleggen, heeft beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring die op 14 november 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot de sluiting van het vorige onderzoek op 25 november 2025 en dat er nog steeds zicht op uitzetting naar Marokko is. Eiser heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De rechtbank wijst erop dat eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting, wat de voortgang frustreert. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.62317

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2025 heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 23 december 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 november 2025. [2] Uit de voormelde uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 25 november 2025, rechtmatig was. Daarom ziet de beoordeling nu op het voortduren van de maatregel van bewaring sinds 25 november 2025.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Daartoe wijst eiser erop dat verweerder op 17 november 2025 een lp-aanvraag [3] heeft ingediend en daarop slechts eenmaal heeft gerappelleerd, namelijk op 15 december 2025. Verder is tot op heden geen reactie van de Marokkaanse autoriteiten ontvangen. Gelet hierop ontbreekt zich op uitzetting binnen een redelijk termijn, omdat niet te verwachten is dat de Marokkaanse autoriteiten wel op toekomstige rappels zullen reageren.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat in zijn algemeenheid het zicht op uitzetting naar Marokko niet ontbreekt. [4] Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat dat voor eiser persoonlijk niet ander is. Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken waardoor zicht op uitzetting naar Marokko nu wel zou ontbreken. Het enkele tijdsverloop sinds de sluiting van het vorige onderzoek is daarvoor onvoldoende. In hetgeen eiser aanvoert ziet de rechtbank verder geen aanleiding voor het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijk termijn. De omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op de lp-aanvraag, ondanks het versturen van rappels, is daarvoor onvoldoende. Daarbij geldt dat de Marokkaanse autoriteiten niet te kennen hebben gegeven dat zij in het geval van eiser geen lp zullen afgeven. Ook is niet gebleken dat eiser enige poging heeft ondernomen om zijn nationaliteit aan te tonen, terwijl het aan hem is om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting. Daarbij wordt opgemerkt dat uit het vertrekgesprek van 15 december 2025 blijkt dat eiser in het bezit is van zijn nationale identiteitskaart, maar deze niet wil overleggen. Daarmee frustreert hij de voortgang van zijn uitzetting. De duur van de lp-aanvraag, en daarmee het voortduren van zijn bewaring, is dan ook volledig aan hem toe te rekenen. Nu eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting, kan ook niet gesteld worden dat geen zicht op uitzetting bestaat. [5]
6. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder op 27 november 2025, 15 december 2025 en 17 december 2025 uitzettingshandelingen heeft verricht door rappels te sturen naar de Marokkaanse autoriteiten en met eiser een vertrekgesprek te voeren. Zoals eerder overwogen houdt eiser zich niet aan zijn meewerkplicht. Verweerder kan dan ook niet worden verweten dat onvoldoende voortvarend wordt gehandeld.
7. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 december 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier en openbaar gemaakt door middel van publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Laissez-passer.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:219.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2707.