ECLI:NL:RBDHA:2025:2610

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL22.19240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure na intrekking voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker, die in een asielprocedure betrokken was bij de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet, welke door de minister was afgewezen. Na bezwaar te hebben gemaakt, vroeg de verzoeker om een voorlopige voorziening. Op 3 januari 2023 werd de asielaanvraag van de verzoeker toegelaten tot de nationale procedure, waarna de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening introk en tevens vroeg om vergoeding van de proceskosten. De minister heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Het is mogelijk om een bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan de indiener van het verzoekschrift. In dit geval was de minister niet tegemoetgekomen aan het verzoek van de verzoeker, omdat de tegemoetkoming slechts het gevolg was van tijdsverloop en niet van een actieve maatregel van de minister.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van een situatie waarin de minister de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit had opgeschort of een maatregel had genomen die verband hield met het verzoek om voorlopige voorziening. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19240

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2022 (het primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 3 januari 2023 heeft de minister de asielaanvraag van verzoeker van 6 april 2022 toegelaten tot de nationale procedure. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken met daarbij het verzoek de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. De minister heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
4. In een voorlopige voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van het besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt.
Is de minister aan het verzoek tegemoetgekomen?
5. Op 3 januari 2023 heeft de minister verzoeker opgenomen in de nationale procedure, omdat de overdrachtstermijn voor overdracht van verzoeker aan Italië is verstreken. Er zal opnieuw op de asielaanvraag van verzoeker van 6 april 2022 worden beslist en in dit kader zal, indien nodig, ook een ambtshalve een beoordeling om toepassing van artikel 64 Vw plaatsvinden. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker de bezwaarprocedure inzake de afwijzing van het verzoek om artikel 64 van de Vw toe te passen beëindigd en zijn verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, hangende de bezwaarprocedure, ingetrokken. Verzoeker mag de behandeling van zijn asielaanvraag in Nederland afwachten. Er is geen sprake van een situatie waarin de minister de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit van 26 september 2022 voorlopig heeft opgeschort, dan wel een maatregel heeft genomen waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. Als gevolg van tijdsverloop wordt alsnog de asielaanvraag van eiser in behandeling genomen en is het risico van uitzetting komen te vervallen. Volgens de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de minister niet tegemoetgekomen aan een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, omdat de tegemoetkoming slechts het gevolg is van tijdsverloop. [1]
6. Er is geen sprake van een tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a, eerste lid van de Awb. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.