ECLI:NL:RBDHA:2025:2662
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het bestuursrecht betreffende tijdelijke bescherming voor een minderjarig kind
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2025, wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening beoordeeld. Verzoekster, een vrouw met de Kazachse nationaliteit, heeft een minderjarig kind met de Oekraïense nationaliteit. Op 13 december 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie haar meegedeeld dat zij niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) valt. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij en haar kind in een kwetsbare situatie verkeren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het besluit van de minister geschorst tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat verzoekster behandeld moet worden alsof zij tijdelijke bescherming geniet, zodat zij de nodige voorzieningen kan ontvangen om voor haar kind te zorgen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien het feit dat het leefgeld van verzoekster is stopgezet en zij deze middelen nodig heeft voor de verzorging van haar baby. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van verzoekster toegewezen, die zijn vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.