ECLI:NL:RBDHA:2025:2662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
NL25.6358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht betreffende tijdelijke bescherming voor een minderjarig kind

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2025, wordt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening beoordeeld. Verzoekster, een vrouw met de Kazachse nationaliteit, heeft een minderjarig kind met de Oekraïense nationaliteit. Op 13 december 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie haar meegedeeld dat zij niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) valt. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij en haar kind in een kwetsbare situatie verkeren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het besluit van de minister geschorst tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat verzoekster behandeld moet worden alsof zij tijdelijke bescherming geniet, zodat zij de nodige voorzieningen kan ontvangen om voor haar kind te zorgen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien het feit dat het leefgeld van verzoekster is stopgezet en zij deze middelen nodig heeft voor de verzorging van haar baby. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van verzoekster toegewezen, die zijn vastgesteld op € 907,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.6358

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

Kazachse nationaliteit
V-nummer: [#]
mede namens haar minderjarige zoon:
[naam]
(gemachtigde: mr. T.E. van Houwelingen-Boer),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Smeulders)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
1.1.
Verzoekster en haar zoon hebben zich op 25 november 2024 gevestigd in de gemeente Medemblik. Bij besluit van 13 december 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoekster kenbaar gemaakt dat zij niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming [1] (hierna: RTB) valt.
1.2.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit op 9 januari 2025 bezwaar gemaakt. Zij heeft op 10 februari 2025 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening hangende bezwaar te treffen.
1.3.
Verweerder heeft op 13 februari 2025 schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.4.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist en kan als partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad ook uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting [2] . Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De standpunten van partijen
4. Verzoekster heeft primair verzocht om verweerder op te dragen haar te behandelen alsof zij in het bezit is van tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) en recht houdt op (gemeentelijke) opvang, leefgeld en andere bij deze status horende verstrekkingen tot vier weken na de beslissing op bezwaar. Verzoekster wil voorkomen dat zij onvoldoende middelen heeft om voor haar zoon van 7 maanden, die wel tijdelijke bescherming geniet op grond van de RTB, te kunnen zorgen.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen. Dat verzoekster geen leefgeld meer van de gemeente ontvangt is volgens verweerder geen reden om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Verzoekster valt niet onder de toepassingsbereik van de RTB. Verzoekster kan zich met haar zoon melden in Ter Apel om daar de asielprocedure te doorlopen.
Het spoedeisend belang
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang, omdat het leefgeld van verzoekster is stopgezet en zij deze verstrekking nodig heeft om voor haar 7 maanden oude zoon te kunnen zorgen. Daarbij is ook van belang dat zij verzekerd is om spoedeisende zorg te kunnen ontvangen, indien zij of haar minderjarige zoon dat nodig heeft.
De belangenafweging
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure en leent zich niet voor een diepgravend onderzoek naar de feiten en het recht. De voorzieningenrechter stelt vast dat in deze zaak rechtsvragen voorliggen, waarvoor deze procedure zich binnen het gegeven tijdsbestek en onder de in het voorgaande beschreven omstandigheden niet goed leent. De relevantie van de uitspraak van deze rechtbank waarop verweerder zich op heeft beroepen [3] , laat de voorzieningenrechter daarom nu in het midden. De voorzieningenrechter zal daarom de belangen van verzoekster die pleiten voor het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van verweerder die pleiten tegen het treffen daarvan, afwegen.
7.1
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoekster om recht te houden op (gemeentelijke) opvang, leefgeld en andere bij deze status horende verstrekkingen in afwachting van de beslissing op bezwaar, prevaleert boven het belang van verweerder om verzoekster uit te sluiten van tijdelijke bescherming in afwachting van haar beslissing op bezwaar. Daarbij acht de voorzieningenrechter het van belang dat niet in geschil is dat de zoon van verzoekster een baby is die verzorging nodig heeft, dat verzoekster en haar zoon kwetsbaar zijn, dat zij op dit moment opvang krijgen via de gemeente bij een gastgezin en dat de baby in ieder geval onder de reikwijdte van de RTB valt.
Conclusie en gevolgen
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 13 december 2024 is geschorst tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met als gevolg dat verzoekster dient te worden behandeld als een vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet op grond van de RTB.
9. Verweerder moet de proceskosten vergoeden. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 907,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met als gevolg dat verzoekster dient te worden behandeld als een vreemdeling die tijdelijke bescherming geniet op grond van de RTB;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Meijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55 EG.
2.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:83, vierde lid, van de Awb.