ECLI:NL:RBDHA:2025:2672
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van Eritrese eiser na vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Eritrese eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser, geboren in 2006, heeft op 12 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 8 januari 2025 met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem heeft. Hierdoor concludeert de rechtbank dat eiser niet langer bescherming in Nederland zoekt en geen belang heeft bij een beoordeling van het beroep. De rechtbank verwijst naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk wordt beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk en is op 21 februari 2025 openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.