In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 10 januari 2024 behandeld. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. De beoordeling van de rechtbank is gebaseerd op de artikelen 6:2 en 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser had zijn aanvraag ingediend op 10 januari 2024, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 10 juli 2024. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2023/26 is deze termijn met negen maanden verlengd, wat betekent dat de ingebrekestelling van 22 juli 2024 prematuur was. De rechtbank concludeert dat het beroep niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.