ECLI:NL:RBDHA:2025:2781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
NL25.7372
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring met betrekking tot zicht op uitzetting naar Marokko en verzoek om schadevergoeding

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 17 december 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, stelde dat er geen zicht meer was op uitzetting naar Marokko, aangezien er al meer dan een jaar geen laissez-passer was afgegeven door de Marokkaanse autoriteiten. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde en dat zijn psychische problemen verergerden door de detentie. De rechtbank oordeelde echter dat er nog steeds zicht op uitzetting was en dat de minister voldoende inspanningen had geleverd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7372

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiserV-nummer: [V-nummer],

(gemachtigde: mr. P.R.L.V.M. Kruik),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 december 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd, ingaande 18 december 2024 om 8.00 uur. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft desgevraagd een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft [1] en het onderzoek op 21 februari 2025 gesloten.

Overwegingen

Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1981 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 december 2024. [2] Vervolgens is een vervolgberoep ingediend. Verwezen wordt naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 24 januari 2025. [3] Uit deze laatste uitspraak volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 22 januari 2025, rechtmatig is.
4. Eiser heeft verzocht om behandeling van zijn beroep op zitting. In dit verband voert hij aan dat hij graag in persoon uiteen wil zetten hoe hij zijn verblijf in het Detentiecentrum Rotterdam ervaart. Wat eiser met name zwaar valt is dat er geen activiteiten kunnen worden verricht in het kader van re-integratie, omdat de bewaring is gericht op terugkeer. Eiser zit 23 uur per dag binnen zonder mogelijkheid om zich bezig te houden, of de mogelijkheid om een raam te openen.
5. Als een beroep tegen de maatregel van bewaring ongegrond is verklaard, kan de
rechtbank in een vervolgberoep tegen het voortduren van de maatregel zonder toestemming
van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. [4] Gelet op de inhoud van het digitale dossier acht de rechtbank zich in dit geval voldoende voorgelicht om zonder
zitting uitspraak te kunnen doen. Voor zover uit de beroepsgronden van eiser moet
worden afgeleid dat eiser zich niet kan vinden in wijze waarop de maatregel ten uitvoer
wordt gelegd, overweegt de rechtbank dat het niet aanbieden van re-integratieactiviteiten
inherent is aan de grondslag voor de aan eiser opgelegde maatregel.
6. Eiser voert aan dat er geen zicht (meer) is op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko. Verweerder heeft namelijk al op 16 februari 2024 een verzoek om een laissez-passer (lp) ingediend en ondanks herhaaldelijk rappelleren bij de Marokkaanse autoriteiten is er na méér dan een jaar lang rappelleren nog steeds geen lp afgegeven. Het lijkt erop alsof ze alleen bezig zijn met het (digitaal) controleren van eisers vingerafdrukken die hij een jaar geleden heeft afgegeven. Daarnaast werkt verweerder onvoldoende voortvarend aan eisers uitzetting. Er is sinds de inbewaringstelling van eiser geen vooruitgang geboekt in het uitzetten van eiser. Er kan dan ook niet worden gesproken van een effectief lp-traject. Eiser heeft in het laatste vertrekgesprek benadrukt dat hij zich ziek voelt en zijn dochter mist. Hij kan verder niet aan documenten komen. Daarbij komt dat eiser een jaar geleden een vrijwilligersbrief heeft geschreven aan de Marokkaanse autoriteiten en verweerder hiernaar geen navraag heeft gedaan. Tot slot houdt eiser zich beschikbaar voor de autoriteiten.
7. Voorop wordt gesteld dat het zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [5] Het enkele gegeven dat in het geval van eiser nog geen lp is afgegeven, maakt niet dat in zijn geval op voorhand twijfel bestaat over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten bereid zijn een lp af te gegeven. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 10 februari 2025 volgt dat er nog steeds geen antwoord is van de Marokkaanse autoriteiten. Verder is niet is gebleken dat eiser zelf enige actie heeft ondernomen om documenten te verkrijgen om zijn vertrek naar Marokko te bespoedigen, zodat ook in zoverre geen aanknopingspunt bestaat voor de conclusie dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij een jaar geleden een vrijwilligersbrief heeft geschreven naar de Marokkaanse autoriteiten. Daarbij komt dat het hem vrij staat om zelf (nogmaals) contact op te nemen met de Marokkaanse autoriteiten. Voor zover eiser nog suggereert dat verweerder nader had moeten onderzoeken of eiser daadwerkelijk uit Marokko afkomstig is, wijst de rechtbank er nogmaals op dat eiser zelf stelt uit Marokko afkomstig te zijn.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan eisers uitzetting naar Marokko. Verweerder heeft sinds het sluiten van het onderzoek in het vorige beroep op 6 februari 2025 gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast heeft met eiser op 10 februari 2025 een vertrekgesprek plaatsgevonden.
9. Eiser voert tot slot aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring. Eiser heeft psychische problemen waarvoor hij medicatie gebruikt en de problemen lijken te verergeren door zijn verblijf in het Detentiecentrum Rotterdam. Eiser lijkt zich niet altijd makkelijk verstaanbaar te kunnen maken, wat samen kan hangen met eventuele cognitieve beperkingen, gebitsproblemen en een gehanteerde intensiteit van spreken waarmee hij zijn lijdensdruk in detentie tracht te uiten.
10. Eerder heeft de rechtbank al geoordeeld dat verweerder terecht niet heeft volstaan met een lichter middel. Eisers gestelde psycho-medische problematiek is daarbij betrokken. Eisers stelling dat zijn psychische problemen lijken te verergeren door de inbewaringstelling is niet onderbouwd. Niet is gebleken dat de inbewaringstelling voor eiser onredelijk bezwarend is. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 94, zevende lid, van de Vw.
4.Artikel 96, eerste lid, van de Vw.
5.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van state van 14 november 2022: ECLI:NL:RVS:2022:3269, 8 augustus 2023: ECLI:NL:RVS:2023:3033 en 27 januari 2025: ECLI:NL:RVS:2025:219.