Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1990 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 8 januari 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt rechtmatig was.Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 8 januari 2025.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn. Op 4 november 2024 is de aanvraag voor een lpverzonden naar de Marokkaanse autoriteiten, maar tot op heden is daar niet op gereageerd. Het lp-traject ligt stil en het dossier geeft geen aanleiding om aan te nemen dat daar binnenkort een verandering in zal komen.
5. Eiser wordt hierin niet gevolgd. In zijn algemeenheid bestaat er zicht op uitzetting naar Marokko. Er zijn geen aanknopingspunten dat dit voor eiser anders is. Dat er tot op heden nog geen reactie van de Marokkaanse autoriteiten op de lp-aanvraag is ontvangen, maakt niet dat op voorhand twijfel bestaat over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten binnen een afzienbare termijn een lp zullen afgeven. In dat kader weegt de rechtbank mee dat eiser geen invulling geeft aan zijn meewerkplicht. Zo heeft eiser tijdens het vertrekgesprek van 3 februari 2025 verklaard niet te willen terugkeren naar Marokko en heeft hij geweigerd om zijn paspoort te laten opsturen. Nu eiser niet volledig en actief meewerkt aan zijn uitzetting, kan niet gesteld worden dat geen zicht op uitzetting bestaat.
6. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Er worden maandelijks vertrekgesprekken gevoerd en verweerder rappelleert schriftelijk bij de Marokkaanse autoriteiten, maar dit is onvoldoende. Het had op de weg van verweerder gelegen op om dossierniveau te rappelleren, omdat een reactie van de Marokkaanse autoriteiten uitblijft.
7. Ook hierin wordt eiser niet gevolgd. Verweerder werkt voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. Uit het voortgangsrapport blijkt namelijk dat verweerder sinds 8 januari 2025 een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd en tweemaal schriftelijk heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Door eiser zijn geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder nu op dossierniveau zou moeten rappelleren.
8. Eiser voert tot slot aan dat een lichter middel, zoals een meldplicht, had moeten worden toegepast. De belangenafweging dient in zijn voordeel uit te vallen, gelet op de duur van het lp-traject, het uitblijven van een reactie van de Marokkaanse autoriteiten, het onvoldoende voortvarend handelen van verweerder en de omstandigheid dat de bewaring bezwarend is voor eiser. Verder heeft eiser voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een verblijfplaats waar hij kan verblijven in afwachting van zijn uitzetting; zijn zwager woont namelijk in Nederland.
9. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. De gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, zijn nog immer van toepassing. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De door eiser genoemde omstandigheden zijn, gelet op het onttrekkingsrisico, onvoldoende voor de conclusie dat verweerder een lichter middel had moeten toepassen. Daarbij komt dat eiser nu voor het eerst stelt te kunnen verblijven bij zijn zwager, maar dat hij geen concrete naam en adresgegevens heeft genoemd. Verder is ook is niet gebleken dat de bewaring onevenredig bezwarend is.
10. Ook overigens ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.