ECLI:NL:RBDHA:2025:2791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens onvoldoende gemotiveerde geloofwaardigheidsbeoordeling van seksuele geaardheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 6 april 2023 de aanvraag afgewezen als ongegrond en een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser, die Gambiaanse nationaliteit claimt, heeft in Nederland asiel aangevraagd op basis van zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft eerder een beroep van eiser gegrond verklaard, maar de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak teruggewezen voor herbeoordeling. Tijdens de zitting op 12 februari 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, zoals zijn culturele achtergrond en leeftijd, bij de beoordeling van zijn geloofwaardigheid. De rechtbank concludeert dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom van eiser meer verwacht mag worden in zijn verklaringen over zijn homoseksualiteit, gezien zijn jonge leeftijd en beperkte ervaring. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak en het referentiekader van eiser. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50132 (terugwijzing NL23.11301)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. J.G. Brands),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. L. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 april 2023 de aanvraag afgewezen als ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
1.1.
Het eerdere beroep van eiser tegen het bestreden besluit is door deze rechtbank en zittingsplaats gegrond verklaard. [1] De uitspraak is door de Afdeling [2] vernietigd en de zaak is teruggewezen naar de rechtbank. [3]
1.2.
Eiser heeft aanvullende gronden ingediend. De minister een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 februari 2025 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek is op zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd op welke manier in de geloofwaardigheidsbeoordeling rekening is gehouden met het referentiekader van eiser. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Waar gaat de zaak over?
3. De zaak gaat over de geloofwaardigheidsbeoordeling van de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser. In de eerder genoemde uitspraken over de zaak van eiser ging het over het leeftijdsonderzoek dat door het Nederlands Forensisch Instituut was verricht naar eiser en de vergewisplicht van de minister. Uit de genoemde uitspraak van de Afdeling volgt dat de minister terecht uitgaat van de meerderjarigheid van eiser en dat de zaak is teruggewezen voor de behandeling van de overige beroepsgronden. Hoewel eiser heeft gesteld dat hij is geboren op [datum], gaat de minister terecht uit van de geboortedatum [datum 2].
3.1.
Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn. Hij heeft op 6 maart 2022 in Nederland asiel aangevraagd en heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij bij terugkeer naar Gambia te vrezen heeft vanwege zijn geaardheid. Ter onderbouwing is een brief van het LGBT+ Asylum Support (hierna: AS), van 28 maart 2023, overgelegd.
3.2.
De minister heeft de volgende asielmotieven vastgesteld:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
  • de homoseksuele gerichtheid; en
  • betrapping door een neef van Musa.
3.3.
De minister acht het eerste asielmotief geloofwaardig, maar onvoldoende zwaarwegend. Het tweede en derde asielmotief acht de minister niet geloofwaardig, omdat eiser oppervlakkig en algemeen heeft verklaard over zijn geaardheid en omdat eisers verklaringen over de betrapping vaag en inconsistent zijn. Eisers verklaringen hebben volgens de minister weinig diepgang en geven onvoldoende inzicht in zijn gevoelens, ervaringen en beleving. Volgens de minister mag dat wel van eiser worden verwacht, ondanks zijn jonge leeftijd en het enkele volgen van basisonderwijs. Verder heeft eiser weinig overtuigend kunnen verklaren over de totstandkoming van zijn relatie met Musa en de betrapping, en heeft hij weinig kennis van de positie van lhbti’s in Gambia en beperkte kennis van de situatie in Nederland. Eiser heeft wel contact met lhbti-organisaties, maar heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom dit voor hem belangrijk is, aldus de minister.
3.4.
In beroep heeft eiser aangevoerd dat de minister zijn homoseksuele geaardheid ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. In de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft de minister volgens eiser onvoldoende rekening gehouden met zijn referentiekader, zoals zijn culturele achtergrond en taalvaardigheid. Ter onderbouwing is een nader rapport van AS overgelegd, van 7 juni 2023, waarin onder meer is aangevuld dat eiser minderjarig was, dat hij nauwelijks geschoold is, dat hij een gebrek aan ervaring heeft met het spreken over zijn gevoelens, dat hij wees is en dat hij vanuit een geïsoleerde positie is opgegroeid. Volgens eiser tonen pauzes en herhalende vragen tijdens het gehoor niet aan dat in de beoordeling rekening is gehouden met het referentiekader. Eiser betwist dat zijn verklaringen niet diepgaand zijn. Niet valt in te zien hoe hij meer inzicht zou moeten geven over het proces en gevoelens op 15-jarige leeftijd. Eiser meent ook dat hij voldoende concreet heeft verklaard over zijn relatie met Musa, omdat het op die leeftijd niet diepgaand was. In het licht van de leeftijd van eiser is het ook niet onlogisch dat hij weinig kennis heeft van de positie van lhbti’s of organisaties in Gambia. Verder zijn de verklaringen van de voogd van eiser en van AS ten onrechte niet betrokken in de beoordeling. Tot slot heeft eiser bij aanvullende gronden een verklaring van de aandachtfunctionaris van het AZC overgelegd, een verklaring van een vriend en een derde rapport van AS, van 10 februari 2025.
Heeft de minister de geaardheid niet geloofwaardig mogen achten?
4. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat de minister in alle individuele asielzaken een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht, waarbij zij rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling. [4] Dat blijkt ook uit de Werkinstructie 2019/17. [5] Daarin staat dat de minister bij het gehoor en bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid rekening moet houden met het referentiekader van de vreemdeling, zoals het opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur, en de afkomst.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister in de besluitvorming het referentiekader van eiser heeft benoemd. In het bestreden besluit en op zitting heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat zij kenbaar en voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, zoals zijn jonge leeftijd, cultuur en afkomst.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat zij in de geloofwaardigheidsbeoordeling van de verklaringen van eiser rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Uitgaande van de geboortedatum [zoals vastgesteld door de minister], heeft eiser verklaard dat hij als 15-jarige heeft ontdekt dat hij gevoelens heeft voor jongens, dat hij daarover veel piekerde omdat hij niet zoals andere leeftijdsgenoten was en dat hij er niet over durfde te praten. Eiser heeft verder verklaard dat hij wel door had dat het niet gangbaar was dat een man met een man ging, maar dat hij eerst op het moment van de betrapping met Musa, op 16-jarige leeftijd er bewust van is geworden dat het in Gambia niet is toegestaan. Ook heeft eiser verklaard dat hij in Gambia niet wist wat homoseksualiteit inhoudt en dat hij hiermee eerst in Nederland bekend is geworden. De verklaringen van AS en de aandachtfunctionaris van het AZC waar eiser verblijft, onderschrijven dat eiser het naar hun waarnemingen moeilijk vindt om zich te uiten en zijn geaardheid veelal geheimhoudt, uit angst voor consequenties voor hemzelf en zijn familie in Gambia.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat van eiser meer mag worden verwacht in zijn verklaringen over zijn gedachten en gevoelens, ondanks zijn jonge leeftijd op het moment van ontdekking (15 jaar) en het moment van horen (18 jaar), en de omstandigheden dat eiser alleen basisonderwijs heeft gevolgd en een gebrek heeft aan ervaring met het spreken over seksuele gerichtheid of persoonlijke gevoelens of gedachten. Ook heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat van eiser, in het licht van zijn verklaringen, meer mag worden verwacht aan kennis over de positie van lhbti’s in Gambia en zijn gedachten betreffende deze positie. De minister heeft ten onrechte niet nader toegelicht waarom van eiser meer mag worden verwacht en waarom. Daartoe zijn de in de besluitvorming genoemde redenen, dat eiser hiertoe in de gelegenheid is gesteld en dat hij de geaardheid aan een asielaanvraag ten grondslag heeft gelegd, onvoldoende toegespitst op het referentiekader van eiser. De minister heeft daarom niet kenbaar gemotiveerd waarom van eiser, gelet op zijn referentiekader, verwacht mag worden dat hij meer inzicht kan geven in zijn gedachten en gevoelens dan dat hij middels zijn verklaringen heeft gedaan. De beroepsgrond slaagt in zoverre.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de geloofwaardigheidsbeoordeling gebrekkig is. Het afwegen van de verklaringen van eiser tegen zijn referentiekader is doorslaggevend voor de conclusie over de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid en daaruit voortvloeiende vrees bij terugkeer. Dit betekent dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde geaardheid van eiser niet geloofwaardig is, en de gestelde vrees bij terugkeer niet aannemelijk. Het bestreden besluit is daarom niet deugdelijk gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is al om het voorgaande gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Het is niet nodig om wat eiser verder in beroep heeft aangevoerd, over de totstandkoming van de verhouding met Musa, te bespreken. De minister heeft de asielaanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 6 april 2023 omdat dit in strijd is genomen met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Gelet op de aard van het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding voor het in stand laten van de rechtsgevolgen. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding tot het toepassen van een bestuurlijke lus of mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien. De minister dient binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser en moet daarbij rekening houden met deze uitspraak. De minister moet inzichtelijk maken dat en hoe zij rekening houdt met het referentiekader van eiser en welke betekenis toekomt aan de verschillende aspecten uit het referentiekader bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas van eiser ter zake van zijn gestelde seksuele geaardheid. Daarbij dient de minister ook de in beroep overgelegde verklaringen van AS, van de aandachtfunctionaris en van een vriend van eiser te betrekken.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 6 april 2023;
  • draagt de minister op om binnen twaalf weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen 1 weekna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bij uitspraak van 11 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10102.
2.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Bij uitspraak van 6 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5040.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
5.WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.