ECLI:NL:RBDHA:2025:2919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
NL24.50564
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidscriteria onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Ugandese vrouw, haar asielaanvraag in Nederland had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, met name omdat er geen tolk in haar voorkeurstaal Teso was gezocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 20 mei 2024 had aangegeven dat Teso haar voorkeurstaal was, maar dat er geen tolk beschikbaar was. De rechtbank oordeelt dat, hoewel er een zorgvuldigheidsgebrek was in de besluitvorming, eiseres niet in haar belangen is geschaad, omdat zij in het gehoor goed kon communiceren in het Engels. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres. De rechtbank heeft ook bevestigd dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, ondanks de zorgen van eiseres over de Franse autoriteiten en de opvangvoorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.50564

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Heida),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Inleiding

Bij besluit van 17 december 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Frankijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres is geboren op [datum] 1983 en heeft de Ugandese nationaliteit. Op 20 mei 2024 heeft zij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] In dit artikel is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit EU-VIS is gebleken dat eiseres door Frankrijk in het bezit is gesteld van een visum, dat geldig was van 5 mei 2024 tot 26 mei 2024. Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening heeft verweerder aan Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Op 27 augustus 2024 hebben de Franse autoriteiten het verzoek aanvaard, waarmee de verantwoordelijkheid van Frankrijk vast staat.
Standpunt eiseres
3. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Niet gebleken is dat verweerder heeft gezocht naar een tolk in de door haar genoemde voorkeurstaal Teso. Pas als die niet beschikbaar was, had een tolk Engels ingezet kunnen worden. Uit het bestreden besluit blijkt niet in welke taal er geen registertolk beschikbaar was. Uit de aard van de zaak blijkt geen spoed, dus eiseres had alsnog met de juiste tolk gehoord kunnen worden. Dat niet gebleken is dat zij in haar belangen is geschaad, doet hieraan niet af.
Verder dient zwaarder mee te wegen dat zij de intentie had om in Nederland asiel aan te vragen. Zij heeft geen vertrouwen in de Franse autoriteiten en kan zich in Nederland beter redden. Daarom had toepassing gegeven moeten worden aan artikel 17 van de Dublinverordening. Ook kan ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan, omdat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen. Uit het AIDA rapport van 2024 blijkt dat onvoldoende opvangplekken beschikbaar zijn. Eiseres vreest bij overdracht geen plek in de opvang te krijgen. Daarnaast heeft zij geen inkomen. Zij vreest dan ook in Frankrijk niet te kunnen voorzien in de basisbehoeften van haar bestaan.
Oordeel van de rechtbank
De tolk
4. Op grond van artikel van 28 van de Wbtv [3] maakt verweerder uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers. Op grond van het derde lid kan, in afwijking van het eerste lid, gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is óf indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat. Als van het gebruik van een beëdigde tolk wordt afgezien, moet dit op grond van het vierde lid met redenen omkleed schriftelijk worden vastgesteld.
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres in het gehoor door de vreemdelingenpolitie (AVIM) op 20 mei 2024 heeft aangegeven dat Teso haar voorkeurstaal is en dat zij daarnaast ook het Engels beheerst. Uit de besluitvorming blijkt niet dat verweerder naar een tolk Teso heeft gezocht. In het verweerschrift erkent verweerder dat er geen uitvraag voor een tolk Teso is geweest. Eiseres is hierdoor echter niet in haar belangen geschaad, want uit het Register beëdigde tolken en vertalers blijkt dat er geen registertolken of niet-registertolken Teso bekend zijn in Nederland. Eiseres kon daarom in beginsel gehoord worden in het Engels.
6. Bij het gehoor van 19 juni 2024 heeft verweerder gebruik gemaakt van een niet-registertolk Engels. In het verweerschrift stelt verweerder dat er bij de tolkbestelling vanuit Ter Apel abusievelijk is gevraagd om een tolk Pidgin Engels met daarbij de opmerking ‘graag een tolk die tevens Engels spreekt’. Daarom is primair gezocht naar een tolk Pidgin Engels en secundair naar een tolk Engels. Volgens verweerder was het mogelijk wel gelukt een registertolk Engels in te plannen als daar naar gezocht was. Vanwege de vereiste spoed van de procedure was er nu echter niet tijdig een registertolk beschikbaar.
7. De rechtbank volgt verweerder in de stelling dat sprake was van de vereiste spoedeisendheid, nu dit voortvloeit uit de aard en termijnen van de Dublinprocedure. Gelet op de toelichting van verweerder in het verweerschrift is echter niet uit te sluiten dat er tijdig een registertolk Engels beschikbaar was geweest bij het gehoor op 19 juni 2024 als verweerder hier naar had gezocht zoals zij had behoren te doen. Hierdoor is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming.
8. De rechtbank ziet aanleiding het geconstateerde gebrek in de bestreden besluitvorming te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. [4] Het is namelijk niet aannemelijk dat eiseres hierdoor in haar belangen is geschaad. Eiseres heeft bij aanvang en aan het einde van het gehoor verklaard dat zij de tolk goed kon verstaan en begrijpen in het Engels. [5] Verder is het aan eiseres om nader te concretiseren wat zij niet heeft kunnen verklaren door de aanwezigheid van deze tolk of wat zij anders heeft verklaard dan hoe het in het verslag van het gehoor staat. Dat heeft zij nagelaten. Daarom passeert de rechtbank het gebrek.
De overdracht aan Frankrijk
9. In de Dublinverordening zijn de criteria neergelegd om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor een asielaanvraag. De intentie om in een bepaald land asiel aan te vragen, is daarbij niet bepalend. Dat eiseres geen vertrouwen heeft in de Franse autoriteiten en zichzelf beter in Nederland zou kunnen redden, maakt niet dat Frankrijk niet verantwoordelijk is voor behandeling van de asielaanvraag van eiseres of dat Nederland die verantwoordelijkheid aan zich zou moeten trekken.
10. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat ten aanzien van Frankrijk kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit volgt ook uit jurisprudentie van de Afdeling [6] , waarbij in de uitspraak van 2 mei 2024 is overwogen dat uit het AIDA rapport van 2023 niet kan worden opgemaakt dat er structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Frankrijk. [7] In de uitspraak van 30 augustus 2024 is vervolgens geoordeeld dat het AIDA rapport van 2024 geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie voor Dublinclaimanten dan uit de informatie die in de uitspraak van 2 mei 2024 al is betrokken. [8] Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval anders is. Hier is eiseres niet in geslaagd. Eiseres heeft de door haar gestelde omstandigheden en haar vrees om geen opvangplek te krijgen niet onderbouwd. Niet gebleken is dan ook dat eiseres na overdracht naar Frankrijk een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM [9] en artikel 4 van het Handvest [10] strijdige behandeling. Bovendien hebben de Franse autoriteiten met de aanvaarding van het overnameverzoek toegezegd dat zij de asielaanvraag van eiseres in behandeling zullen nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen en internationale verplichtingen. Bij voorkomende problemen kan eiseres zich wenden tot de (hogere) Franse autoriteiten. Niet gebleken is dat dit niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt. Deze vergoeding bedraagt € 907,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 25 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU nr. 604/2014).
3.Wet beëdigde tolken en vertalers.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.P. 2 en p. 7 Verslag gehoor 19 juni 2024.
6.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.