In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. N. Imminga, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 18 februari 2025 uitspraak gedaan. Eiseres had op 7 november 2024 beroep ingesteld, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn van acht weken had gereageerd op haar aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de minister niet tijdig heeft beslist en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om voortvarend te beslissen zou wegnemen. De rechtbank legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen en verbindt hieraan een dwangsom van € 250,- per dag bij overschrijding, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 187,- moet door de minister worden vergoed.