ECLI:NL:RBDHA:2025:2975

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
SGR 23/2947
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing over WGA-uitkering en geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de WGA-uitkering van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I. Ouwehand, had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 10 maart 2023, waarin zijn bezwaren tegen de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van 65,76% arbeidsongeschiktheid ongegrond werden verklaard. De rechtbank heeft de verzekeringsarts drs. M. Vervoort als deskundige benoemd om de medische situatie van eiser te beoordelen. De deskundige concludeerde dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van het UWV in overeenstemming was met de medische informatie en dat er geen medische grond was om af te wijken van de beoordeling door het UWV. Eiser voerde aan dat zijn beperkingen onvoldoende waren erkend en dat de functies productiemedewerker industrie en wikkelaar niet geschikt voor hem waren. De rechtbank oordeelde echter dat de deskundige deugdelijk had gemotiveerd dat de beperkingen die door het UWV waren vastgesteld passend waren voor de mate van psychische problematiek van eiser op de datum in geding. De rechtbank volgde het oordeel van de deskundige en verklaarde het beroep ongegrond, waarbij het UWV in zijn besluit werd bevestigd. De rechtbank concludeerde dat eiser terecht recht had op de WGA-uitkering zoals vastgesteld door het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2947

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. I. Ouwehand),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Inleiding

1.1
In het besluit van 24 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser per 7 juni 2022 recht heeft op een loongerelateerde WGA [1] -uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) op basis van 65,76% arbeidsongeschiktheid. Dit besluit is gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
1.2
In het besluit van 10 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser en [bedrijfsnaam] B.V. (de werkgever) ongegrond verklaard en bepaald dat eiser ongewijzigd recht heeft op een WGA-uitkering. Dit besluit is gebaseerd op rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
1.6
De rechtbank heeft aanleiding gezien om verzekeringsarts drs. M. Vervoort als onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank heeft het deskundigenrapport op 15 mei 2024 ontvangen. Partijen hebben op het deskundigenrapport gereageerd.
1.7
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
1.8
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst omdat de deskundige niet heeft gereageerd op de rapporten van de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts M.J. Gerritze van 15 februari 2024 en 31 mei 2024. De rechtbank heeft de deskundige gevraagd daarop te reageren. De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 het aanvullende rapport van de deskundige ontvangen. Partijen hebben op het aanvullende rapport van de deskundige gereageerd.
1.9
Nadat geen van partijen te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Gronden van eiser
2.1
Eiser voert aan dat verweerder zijn beperkingen heeft onderschat. Zo heeft verweerder onvoldoende beperkingen aangenomen voor zijn psychische en lichamelijke klachten, waaronder benauwdheidsklachten, artrose, trillende handen, knie- en rugklachten en is niet meegenomen dat hij niet kan buigen. Eiser verwijst naar de rapporten van de door hem ingeschakelde medisch adviseur, verzekeringsarts M.J. Gerritze.
2.2
Gerritze geeft aan de verzekeringsarts b&b niet te kunnen volgen, omdat die verzekeringsarts wel de klachten en de gevolgen voor het functioneren erkent, maar de beperkingen die daarbij horen niet honoreert. Volgens Gerritze wordt dit niet onderbouwd. Ook wordt volgens Gerritze niet onderbouwd waarom de lichamelijke klachten aspecifiek zijn en geen grond vormen voor meer beperkingen dan aangegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Over de psychische problematiek geeft Gerritze aan dat er nader onderzoek is verricht en dat eiser opnieuw behandeld zal worden voor de problemen waarvoor hij eerder ook is behandeld, maar welke behandeling wegens de coronapandemie destijds is gestaakt. In dit kader is het zinvol om nadere informatie op te vragen bij PsyQ over de voorgestelde behandeling. In afwachting daarvan dienen de klachten en beperkingen op de datum in geding meegenomen te worden.
2.3
Verder betoogt eiser dat de geduide functies voor hem niet geschikt zijn. Als gevolg van eisers (psychische) klachten is hij niet in staat om een opleiding te volgen, laat staan in het Engels. De functie productiemedewerker industrie is dan ook niet geschikt voor hem. Verder draagt eiser speciaal schoeisel en is het de vraag hoe zich dat verhoudt tot het dragen van de veiligheidsschoenen in de functie wikkelaar. Ook wordt de geluidsbelasting in de functie wikkelaar ten onrechte niet als een overschrijding gezien.
Standpunt van verweerder
3. De verzekeringsarts b&b heeft op de medische adviezen van Gerritze gereageerd en ziet daarin geen aanleiding om meer beperkingen aan te nemen in de FML. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft Gerritze de bevindingen onvoldoende toegespitst op de datum in geding (7 juni 2022) en baseert ze zich voornamelijk op ervaren klachten in plaats van objectiveerbare beperkingen als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Op de datum in geding had eiser al geruime tijd geen psychische behandeling meer en was er geen plan voor een vervolgbehandeling. Pas op 11 oktober 2022 (4 maanden na de datum in geding) meldt eiser zich weer met psychische klachten bij de huisarts waarna hij medicatie krijgt voorgeschreven en een verwijzing krijgt. Volgens de verzekeringsarts b&b kan actuele informatie van PsyQ meer inzicht geven in het beloop vanaf 11 oktober 2022 om de belastbaarheid per die datum te heroverwegen, maar zal dat geen aanleiding geven om de belastbaarheid op de datum in geding te herzien. Verder bestaat er volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om volledig aan te sluiten bij de door eiser ervaren angstklachten. Ook zijn de lichamelijke klachten volgens de verzekeringsarts b&b niet consistent en kunnen zij niet goed medisch verklaard worden. De neuroloog heeft geen afwijkingen gevonden op een uitgebreide MRI en bij een aanvullend zenuwgeleidingsonderzoek. De klachten van de linkervoet zouden eventueel een restklacht van de rugcyste kunnen zijn, maar dat verklaart niet dat er ook klachten rechts zijn. De gevoelsstoornissen kunnen niet goed medisch verklaard worden. Ook worden de beperkingen niet consistent weergegeven. De gevoelsstoornissen aan de linkervoet worden als argument aangevoerd om geen auto te kunnen rijden, maar hiervoor zou een auto met automaat overwogen kunnen worden volgens de verzekeringsarts b&b. Afhankelijk van een eventuele werklocatie kan bij toegenomen psychische klachten zo nodig een werkvervoersvoorziening aangevraagd worden.
Deskundigenoordeel
4.1
De rechtbank heeft aanleiding gezien om verzekeringsarts drs. M. Vervoort als onafhankelijke deskundige te benoemen. Vervoort komt tot de conclusie dat de FML in overeenstemming is met de medische informatie, het onderzoek destijds en het dagverhaal van eiser. Er is geen medische grond om af te wijken van de beoordeling door verweerder per de datum in geding.
4.2
In reactie op het deskundigenrapport geeft Gerritze aan dat de beoordeling door Vervoort niet volstaat, omdat conclusies deels zijn gebaseerd op aannames en niet de werkelijkheid op de datum in geding weergeven. Zo geeft Vervoort aan dat afbouwen uit eigen beweging van de medicatie zou betekenen dat eiser geen evidente psychische problemen ervaart. Volgens Gerritze is deze opmerking niet gegrond, betreft het geen logische gevolgtrekking uit het gebeurde, maar is het eerder een teken van een zekere vooringenomenheid. Het betreft namelijk medicatie met bijwerkingen en het komt vaker voor dat dergelijke medicatie onvoldoende helpt. De wens om ermee te stoppen omdat het weinig effect heeft en veel negatieve gevolgen heeft is goed te volgen en betekent niet dat er geen klachten zijn. Ook het feit dat het huisartsenjournaal rondom de datum in geding geen psychische problemen vermeldt, wil niet zeggen dat die er niet waren. Eisers klachten zijn steeds aanwezig en nemen geleidelijk aan toe. Het is logisch dat hij niet meteen teruggaat naar de huisarts maar het eerst aankijkt, ook hopende dat hij niet opnieuw de medicatie moet opbouwen. Toen het echt niet meer ging in oktober 2022 is niet alleen de medicatie hervat, maar is hij ook doorverwezen.
4.3
Verweerder geeft in reactie op het deskundigenrapport aan dat Vervoort de beperkingen bevestigt die door de verzekeringsartsen van verweerder zijn aangenomen en ziet daarom geen aanleiding om nog een verdere reactie op het rapport te geven.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
Volgens vaste rechtspraak dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. [2] Het is namelijk de taak van de onafhankelijke deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven. De rechtbank overweegt dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. Vervoort heeft eiser gezien op een spreekuur en heeft dossierstudie verricht. Ook heeft Vervoort haar conclusie inzichtelijk en consistent gemotiveerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de conclusie van Vervoort niet te volgen.
5.2
Dat de beoordeling door Vervoort – zoals Gerritze stelt – is gebaseerd op aannames en niet de werkelijkheid op de datum in geding weergeeft, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Vervoort deugdelijk gemotiveerd dat uit de informatie van de huisarts op geen enkele manier blijkt dat er op de datum in geding sprake zou zijn van die mate van psychische problematiek zoals die in oktober 2022 door de huisarts wordt vermeld. Zoals Vervoort ook aangeeft berusten haar beschouwingen zich op de voorliggende medische informatie die werd genoteerd door de huisarts in het huisartsenjournaal en heeft zij geen reden om aan te nemen dat de huisarts eventuele psychische klachten of problematiek niet zou noteren in het journaal van eiser. Volgens Vervoort blijkt uit de medische informatie in het dossier zowel rondom de datum in geding als ruim na de datum in geding en ook per de datum van haar eigen onderzoek dat geen sprake is van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld met cognitieve stoornissen die de beperkingen rechtvaardigt die door Gerritze in de FML zijn aangegeven. Vervoort acht de door verweerder in de FML toegekende beperkingen passend bij de mate van psychische problematiek op de datum in geding, te weten een angst- en paniekstoornis en stemmingsstoornis. Gerritze meent dat op enkele punten een verdergaande beperking in de FML zou moeten worden toegekend, maar volgens Vervoort ontbreekt een deugdelijk medisch argument daarvoor. Wat betreft de beperkingen die volgens Gerritze voor hitte en geluid toegekend dienen te worden vanwege de prikkelverwerking, geeft Vervoort aan dat dit al is verdisconteerd in de reeds toegekende beperkingen in de rubrieken I en II. Naar aanleiding van informatie van PsyQ van 8 maart 2023 heeft verweerder per die datum een aanvullende beperking toegekend op het item uiten van eigen gevoelens. Volgens Vervoort is er, gelet op het gespreksverslag van de primaire verzekeringsarts, het huisartsenjournaal en het CBBS-handboek, geen medische reden om op dat item op de datum in geding in deze procedure (7 juni 2022) een beperking aan te nemen. Er is namelijk geen ernstige psychiatrische stoornis op de datum in geding die leidt tot een gestoorde reality-testing, wartaal of anderszins. Wat betreft de lichamelijke problematiek concludeert Vervoort dat met de toegekende lichamelijke beperkingen in de FML voldoende rekening wordt gehouden met de beperkingen van eiser en de deels te verklaren neurologische diagnose.
5.3
Eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij niet begrijpt dat aan hem op een later moment per 8 maart 2023 een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten is toegekend, maar dat hij daar volgens verweerder op de datum in geding in deze procedure geen recht op heeft. Eiser heeft namelijk altijd last gehad van dezelfde psychische klachten. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de belastbaarheid van eiser per 8 maart 2023 opnieuw is beoordeeld en daar is uitgekomen dat een deel van zijn beperkingen duurzaam is. De arbeidsdeskundige b&b heeft niet voldoende functies kunnen duiden, zodat eiser volledig arbeidsongeschikt is geacht. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit voor eiser als onbegrijpelijk voelt, maar in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend. Het gaat namelijk om de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zoals hiervoor ook in 5.2 is weergegeven, is per 8 maart 2023 een aanvullende beperking in de FML opgenomen waarover Vervoort naar het oordeel van de rechtbank voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat geen reden bestaat om op dat item op de datum in geding in deze procedure een beperking aan te nemen. Omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage wordt berekend aan de hand van het loon dat verdiend kan worden in functies die verricht kunnen worden met de beperkingen in de FML, heeft dit tot gevolg dat bij eiser op de datum in geding sprake is van een lager arbeidsongeschiktheidspercentage dan per 8 maart 2023.
5.4
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medische onderdeel van het bestreden besluit in stand kan blijven.
6.1
Wat betreft eisers grond dat hij niet in staat zou zijn om een opleiding te volgen overweegt de rechtbank dat uit het rapport van de arbeidsdeskundige b&b volgt dat hij in staat wordt geacht om opleidingen of cursussen te volgen omdat hij niet beperkt is op de items vasthouden van de aandacht, verdelen van de aandacht en herinneren en omdat de problemen met concentratie en geheugen volgens de verzekeringsarts b&b niet ernstig zijn. Dat eiser geen opleiding of cursus in het Engels zou kunnen volgen, volgt de rechtbank ook niet omdat eiser in het bezit is van havo en hbo-diploma’s en in de functie productiemedewerker industrie enkel sprake is van basisvaardigheid begrijpen en lezen Engelse taal voor de les- en examenstof. De rechtbank is van oordeel dat de functie productiemedewerker industrie voor eiser geschikt is.
6.2
De rechtbank overweegt verder dat in de functie wikkelaar volgens de arbeidsdeskundige analist geen sprake is van lawaai, omdat het geluid van de wikkelmachine vergelijkbaar is met die van een naaimachine. Verder is het ook mogelijk om gebruik te maken van een voorziening zoals een geluiddempende koptelefoon of oortjes. De rechtbank kan de motivering dat er in de functie wikkelaar geen sprake is van een overschrijding ten aanzien van geluid dan ook volgen. Wat betreft eisers opmerking dat het maar de vraag is of de veiligheidsschoenen in de functie wikkelaar past met het dragen van zijn speciale schoeisel merkt de rechtbank op dat op dit item geen sprake is van een overschrijding zodat de rechtbank ervan uitgaat dat dit past. De rechtbank is van oordeel dat ook de functie wikkelaar voor eiser geschikt is.
6.3
Uitgaande van de juistheid van de FML en gelet op de overwegingen 6.1 en 6.2 is de rechtbank van oordeel dat het arbeidskundige deel van het bestreden besluit in stand kan blijven.

Conclusie

7. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat eiser met ingang van 7 juni 2022 recht heeft op een WGA-uitkering naar een mate van 65,76% arbeidsongeschiktheid.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.