ECLI:NL:RBDHA:2025:327
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens te vroege ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 5 september 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 11 februari 2024 was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had op 11 februari 2024 een asielaanvraag ingediend, waarbij de wettelijke beslistermijn van zes maanden op 11 augustus 2024 zou eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de beslistermijn voor eiser pas op 11 mei 2025 eindigt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie die deze verlenging rechtvaardigde. Hierdoor was de ingebrekestelling van 12 augustus 2024 te vroeg ingediend, en is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 13 januari 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.