ECLI:NL:RBDHA:2025:3415

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
NL25.7368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse eiser in het bestuursrecht met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De minister van Asiel en Migratie had op 24 oktober 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 28 februari 2025 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van de minister wel aanwezig was.

De rechtbank heeft overwogen dat zij de maatregel van bewaring eerder heeft getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 24 januari 2025 rechtmatig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Marokko is, ondanks het feit dat de Marokkaanse autoriteiten niet hebben gereageerd op de lp-aanvraag van december 2024. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7368

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. Faber),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. F. Nuninga).

Procesverloop

De minister heeft op 24 oktober 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De zaak is op 28 februari 2025 ter zitting aan de orde gesteld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen op de zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 30 januari 2025 (in de zaak NL25.2062) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 24 januari 2025.
3. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Standpunten eiser
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. De Marokkaanse autoriteiten hebben niet gereageerd op de in december 2024 verzonden lp-aanvraag en eiser heeft zelf ook geen contact kunnen krijgen met de Marokkaanse ambassade. Eiser heeft er geen enkel vertrouwen in dat de Marokkaanse autoriteiten alsnog binnen een redelijke termijn een lp zullen verstrekken.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting in het algemeen en in het geval van eiser naar Marokko niet ontbreekt. De rechtbank wijst op de uitspraken van de Afdeling [2] van 14 november 2022 en 8 augustus 2023, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat zicht op uitzetting in het algemeen niet ontbreekt. [3] In het specifieke geval van eiser is op 11 december 2024 een lp-traject opgestart. Dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden niet hebben gereageerd op de lp-aanvraag en dat eiser zelf geen contact heeft kunnen krijgen met de Marokkaanse autoriteiten, betekent niet dat er in het geval van eiser geen sprake meer is van zicht op uitzetting. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten hebben aangegeven geen lp voor eiser te zullen afgeven.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.