ECLI:NL:RBDHA:2025:3417
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie aan een eiser van Chinese nationaliteit. De maatregel, die is opgelegd op 24 januari 2025, was bedoeld om de vrijheid van beweging van de eiser te beperken, omdat hij geen rechtmatig verblijf had in Nederland. De minister heeft de maatregel opgeheven op 5 februari 2025, omdat de eiser met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen rechtmatig verblijf heeft en dat hij niet heeft voldaan aan de verplichting om Nederland te verlaten. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel tot het moment van opheffing proportioneel en evenredig was. De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom de maatregel aan de eiser is opgelegd, en dat de plaatsing in de vrijheidsbeperkende locatie noodzakelijk was om toezicht te houden op de voorbereiding van het vertrek van de eiser. De rechtbank heeft de stelling van de eiser dat er geen zicht is op uitzetting naar China verworpen, omdat zelfstandige terugkeer naar China mogelijk is en er een lp-aanvraag is ingediend bij de Chinese autoriteiten.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.