ECLI:NL:RBDHA:2025:3417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
NL25.5395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie aan een eiser van Chinese nationaliteit. De maatregel, die is opgelegd op 24 januari 2025, was bedoeld om de vrijheid van beweging van de eiser te beperken, omdat hij geen rechtmatig verblijf had in Nederland. De minister heeft de maatregel opgeheven op 5 februari 2025, omdat de eiser met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen rechtmatig verblijf heeft en dat hij niet heeft voldaan aan de verplichting om Nederland te verlaten. De rechtbank oordeelt dat de vrijheidsbeperkende maatregel tot het moment van opheffing proportioneel en evenredig was. De rechtbank heeft overwogen dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom de maatregel aan de eiser is opgelegd, en dat de plaatsing in de vrijheidsbeperkende locatie noodzakelijk was om toezicht te houden op de voorbereiding van het vertrek van de eiser. De rechtbank heeft de stelling van de eiser dat er geen zicht is op uitzetting naar China verworpen, omdat zelfstandige terugkeer naar China mogelijk is en er een lp-aanvraag is ingediend bij de Chinese autoriteiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5395

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: drs. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Bij besluit van 24 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56 van de Vw [1] (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 5 februari 2025 heeft de minister de vrijheidsbeperkende maatregel opgeheven, omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Chinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Op grond van artikel 56, eerste lid, van de Vw kan door de minister overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft;
b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d, en e.
2.1.
Op grond van artikel 56, tweede lid, van de Vw blijft toepassing van het eerste lid achterwege, dan wel wordt de toepassing beëindigd, zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat.
2.2.
De vrijheidsbeperkende maatregel kan ingevolge artikel 5.1 van het Vb [2] bestaan uit:
a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of;
b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
2.3.
In paragraaf A5/1 van de Vc [3] staat vermeld dat, anders dan bij de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zoals neergelegd in de Vw, een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel zal zijn indien deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Wel moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces.
2.4.
In paragraaf A5/5 van de Vc staat vermeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw - in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54 eerste lid, van de Vw - wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, dan wel aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d en e Vw.
Het bestreden besluit
3. De minister heeft eiser verplicht om met ingang van 31 januari 2025 te verblijven in de gemeente Westerwolde, waar hij zich in de VBL [4] in Ter Apel dient op te houden. De minister heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eiser niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder heeft eiser geen vaste woon- of verblijfplaats en beschikt hij niet over voldoende middelen van bestaan. Daarnaast is eiser veroordeeld voor een strafbaar feit en zijn vertrek nog niet gelukt.
Standpunten eiser
4. Eiser voert aan dat de vrijheidsbeperkende maatregel ten onrechte aan hem is opgelegd. Er is geen zicht op uitzetting naar China, omdat eiser ongedocumenteerd is.
Oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt vast dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Hierdoor heeft hij niet langer recht op opvang en voorzieningen vanuit het COa. Op 18 november 2024 is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en eiser heeft zich niet aan de rechtsplicht gehouden om Nederland te verlaten. De rechtbank is van oordeel dat de vrijheidsbeperkende maatregel tot aan het moment van opheffen daarvan proportioneel en evenredig was. De minister heeft in de maatregel voldoende gemotiveerd waarom de vrijheidsbeperkende maatregel aan eiser is opgelegd. De rechtbank benadrukt dat de plaatsing in de VBL diende om erop te kunnen toezien dat eiser daadwerkelijk werkt aan zijn vertrek. Eisers stelling dat zicht op uitzetting naar China ontbreekt, omdat hij ongedocumenteerd is, volgt de rechtbank niet. Uit de landenpagina China van DT&V [5] volgt dat zelfstandige terugkeer naar China mogelijk is en verder heeft de gemachtigde van de minister ter zitting toegelicht dat er een lp-aanvraag is ingediend bij de Chinese autoriteiten.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Vreemdelingenbesluit 2000.
3.Vreemdelingencirculaire 2000.
4.Vrijheidsbeperkende locatie
5.Dienst Terugkeer & Vertrek