ECLI:NL:RBDHA:2025:3442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
AWB 25/1190
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het plaatsingsbesluit van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie na incident met geweld

Op 7 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 25/1190, waarin een asielzoeker, eiser, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). Het COa had op 26 december 2024 besloten eiser te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, na een incident op 18 december 2024 waarbij eiser betrokken was. Eiser had op eigen gelegenheid de HTL bezocht, maar besloot direct af te zien van opvang. De rechtbank heeft op 28 februari 2025 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet ter zitting verschenen.

De rechtbank oordeelde dat eiser belang had bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep, ondanks zijn afzien van opvang. Eiser betwistte dat er sprake was van een incident met zeer grote impact en voerde aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank concludeerde echter dat het COa op goede gronden had besloten tot de plaatsing in de HTL, gezien de ernst van de bedreigingen en het geweld dat eiser had gepleegd. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en verklaarde het beroep ongegrond, zonder proceskostenveroordeling. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/1190

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2025 in de zaak tussen

[naam] ,, eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. Y.E. Verkouter),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Inleiding

1. Bij besluit van 26 december 2024 (het bestreden besluit) heeft het COa besloten om eiser per die datum op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i en artikel 11, eerste lid, van de Rva 2005 [1] te plaatsen in een HTL [2] te Hoogeveen (het plaatsingsbesluit).
1.1.
Eiser heeft tegen het plaatsingsbesluit beroep ingesteld.
1.2.
Op 24 december 2024 is eiser op eigen gelegenheid naar de HTL gegaan en heeft hij eenmaal aangekomen direct besloten om af te zien van opvang.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaande kennisgeving aan de rechtbank, niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Daartoe oordeelt de rechtbank als volgt.
3. Dat eiser op 24 december 2024 naar de HTL is gegaan en direct heeft afgezien van opvang, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat daardoor zijn procesbelang is komen te vervallen. De niet ten uitvoer gebrachte HTL-maatregel van 26 december 2024 kan in beginsel immers alsnog ten uitvoer worden gebracht zodra eiser zich op een later moment opnieuw meldt voor opvang. Daarom heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep gericht tegen het onderhavige plaatsingsbesluit.
3.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het plaatsingsbesluit en heeft de rechtbank verzocht dit besluit te vernietigen en aan hem een schadevergoeding toe te kennen. Eiser bestrijdt dat er sprake is van een incident met zeer grote impact op grond waarvan hij in de HTL zou mogen worden geplaatst. Eiser heeft wellicht meer dan enkel verbaal agressief gedrag vertoont door te slaan, maar uit de stukken blijkt volgens eiser niet van gebruik of dreiging met een mes. Uit het feit dat de maatregel pas een week na het incident is opgelegd, blijkt volgens eiser ook dat geen sprake was van een incident met een zeer grote impact. Eiser wijst er op dat hij een groot belang heeft bij het behouden van zijn recht op opvang en zijn bewegingsvrijheid, omdat hij een minderjarig kind heeft en hij zijn zoon niet kan zien als er een HTL-maatregel aan hem is opgelegd. Dit levert strijd op met artikel 8 van het EVRM [3] en artikel 24 van het Handvest [4] . Tot slot voert eiser dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, omdat de maatregel geen begin- of einddatum heeft.
4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding in de proceskosten. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5. Uit de verslaglegging van het COa blijkt het volgende. Op de avond van 18 december 2024 is op camerabeelden te zien dat er onrust is voor unit F1. Eiser komt naar buiten, schreeuwt en maakt wilde armgebaren. Medebewoner D komt ook naar buiten en probeert eiser tevergeefs rustig te krijgen. Eiser loopt terug de unit in. Vervolgens komt ook medebewoner B schreeuwend en met armgebaren naar buiten. Medebewoner D probeert ook medebewoner B tevergeefs rustig te krijgen, waarna medebewoner B de unit weer in loopt. Vervolgens komt eiser samen met medebewoner B weer naar buiten. Er ontslaat een duw- en trekpartij. De situatie escaleert als medebewoner B eiser duwt en schopt. Tijdens deze confrontatie heeft eiser een mes in zijn had. Eiser slaat medebewoner B drie maal in het gezicht. Daarna pakt medebewoner B eiser bij zijn hoofd vast, waarna eiser medebewoner B bij zijn geslachtsdeel vastpakt. Het incident wordt gemeld door AMV-medewerkers. Twee AMV-medewerkers gaan ter plaatse en zien dat eiser een mes vasthoudt. Meerdere Trigion-medewerkers en AMV-medewerkers komen vervolgens ter plaatse waarbij eiser in het arabisch tegen AMV-medewerker 3 het volgende dreigement uit:
”Ik haat jullie allemaal, jullie zijn verraders, ik maak jullie allemaal af.”Eiser wordt vervolgens door Trigion-medewerkers begeleid naar de receptie. Eiser is niet onder controle te krijgen. Hij zoekt de confrontatie met een andere medebewoner (C) en slaat hem in zijn gezicht. Medewerkers van Trigion trekken eiser weg, maar eiser verzet zich hevig waardoor twee Trigion-medewerkers verwondingen oplopen. De politie wordt ingeschakeld en eiser wordt aangehouden. Eiser wordt verdacht van bedreiging en het veroorzaken van een vechtpartij.
6. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten dat eiser in de HTL kan worden geplaatst.
7. De rechtbank ziet in eisers stelling dat uit de stukken niet blijkt van gebruik of dreiging met een mes, geen aanleiding om te concluderen dat geen sprake is geweest van een incident met zeer grote impact. De rechtbank gaat uit van de verslaglegging van het COa en ziet daarin dat eiser ernstige bedreigingen richting een medewerker van het COa heeft geuit en ernstig fysiek geweld richting medebewoners en Trigion-medewerkers heeft gepleegd.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat uit het feit dat de maatregel pas een week na het incident is opgelegd, blijkt dat geen sprake was van een incident met een zeer grote impact. Het COa heeft eiser op 20 december 2024 uitgenodigd voor een gesprek feitenonderzoek, maar eiser heeft geweigerd om aan het gesprek deel te nemen. Op 21 december 2024 is eiser niet aanwezig om een maatregelgesprek te voeren. Pas op 23 december 2024 is eiser in de avond weer op de locatie gesignaleerd, waarna hem is medegedeeld dat hij zich op de HTL kan melden. Op 24 december 2024 heeft eiser zich op de HTL gemeld, maar wilde hij niet blijven. Vervolgens is het plaatsingsbesluit genomen. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Het betoog van eiser dat het plaatsingsbesluit onvoldoende gemotiveerd zou zijn, omdat het besluit geen begin- en einddatum heeft, treft geen doel. Uit het plaatsingsbesluit blijkt dat het besluit per 26 december 2024 is opgelegd. Eiser heeft die dag besloten om af te zien van opvang. Zodra eiser zich alsnog meldt voor opvang in de HTL, wordt deze maatregel alsnog ten uitvoer gebracht. Op pagina 15 van de het Maatregelenbeleid COa van 17 april 2024 is opgenomen wat de duur van een HTL-maatregel is. In beginsel is de duur minimaal vier weken (plus 1 intake-week) en maximaal twaalf weken (plus 1 intake-week).
10. Tot slot heeft de minister in het feit dat eiser een zoon heeft, geen aanleiding hoeven zien om af te zien van het opleggen van het plaatsingsbesluit. Op dit moment heeft eiser zijn zoon niet erkend en heeft hij geen ouderlijk gezag. Bovendien is het, zoals de minister ter zitting heeft toegelicht, mogelijk om bezoek te ontvangen in de HTL. Van strijd met artikel 8 van het EVRM dan wel artikel 24 van het Handvest is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.Handhaving- en Toezichtlocatie
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.