ECLI:NL:RBDHA:2025:3444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
09/168696-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen met betrekking tot in- en uitvoer en handel in cocaïne en MDMA, en witwassen van een groot geldbedrag

Op 4 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de in- en uitvoer en handel in cocaïne en MDMA, alsook aan witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de handel in harddrugs en dat hij gebruik heeft gemaakt van verschillende Sky-ID's en telefoons om deze activiteiten te coördineren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

De rechtbank heeft tijdens de zittingen van 19 juni 2024, 4 september 2024, 28 november 2024 en 18 februari 2025 de vordering van de officier van justitie, mr. N.C. Neelis, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. D. Kisteman, gehoord. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het witwassen van een Rolex horloge, waarvan is gebleken dat het een imitatie betrof. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel en het witwassen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de in- en uitvoer van en de handel in cocaïne en MDMA, en aan witwassen van een bedrag van € 209.206,94. De verdachte heeft geen overtuigende verklaring kunnen geven voor de herkomst van dit geld, wat het vermoeden van witwassen versterkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Tevens zijn er verschillende inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/168696-23
Datum uitspraak: 4 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 juni 2024, 4 september 2024 en 28 november 2024 (alle pro forma) en 18 februari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Kisteman naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met dien verstande dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken ten aanzien van het witwassen van het Rolex horloge.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het onder feit 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de pleegperiode niet geheel bewezen kan worden. De raadsvrouw heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het dossier geen toereikend bewijs bevat voor de betrokkenheid van de verdachte in de periode mei 2022 tot augustus 2023.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde primair vrijspraak bepleit, nu de verklaring van de verdachte concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is en heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat nader onderzoek noodzakelijk is.
Op specifieke verweren wordt hierna – voor zover relevant – ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat het de verdachte is die gebruik heeft gemaakt van de SKY-ID’s [account 1] en [account 2] en de IPhone 14 plus en de IPhone 12 pro max (hierna: de telefoons). Dat betekent dat de berichten die met deze accounts en middels deze telefoons zijn verstuurd, aan de verdachte kunnen worden toegeschreven.
Bij het bepalen van de periode waarin het feit is gepleegd betrekt de rechtbank de periode waarin de Sky-ID’s van de verdachte bij hem in gebruik zijn geweest. De rechtbank neemt verder in aanmerking het berichtenverkeer aangetroffen op de telefoons van de verdachte.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het Sky-ID [account 1] actief was in de periode van 7 maart 2020 tot en met 21 september 2020 en het Sky-ID [account 2] actief was van 21 september 2020 tot en met 6 maart 2021. Verder volgt daaruit dat de verdachte als gebruiker van deze SKY-ID’s een groot aantal berichten heeft verstuurd en ontvangen die te maken hebben met (voorbereidingshandelingen voor) de handel in harddrugs. Uit het onderzoek naar de telefoons van de verdachte is gebleken dat er binnen de ten laste gelegde periode ook door middel van die telefoons veelvuldig berichten zijn verstuurd en ontvangen die verband houden met het ten laste gelegde. De eerste berichten daarover op de IPhone 12 pro max dateren van 14 en 18 december 2020, ten tijde dat de verdachte ook nog gebruik maakte van voornoemde SKY-ID’s. De laatste berichten, tussen de verdachte en ‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’ dateren van 13 maart 2024. Ook is op deze datum in de woning van de verdachte een grote hoeveelheid tetramisol, een versnijdingsmiddel, aangetroffen. Het procesdossier bevat verder berichten en foto’s uit de gehele tussenliggende periode van onder andere mogelijke blokken cocaïne, die aan de verdachte kunnen worden toegeschreven en zien op het ten laste gelegde.
Medeplegen
Uit de berichten blijkt dat de verdachte met meerdere personen drugsgerelateerde gesprekken heeft gevoerd waarin concrete informatie werd uitgewisseld over onder meer beschikbaarheid, hoeveelheden, prijzen en transport van verdovende middelen. Gelet daarop was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en deze tegencontacten, zodat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen met anderen in de (gehele) periode van 7 maart 2020 tot en met 13 maart 2024 schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de in- en uitvoer van en de handel in cocaïne, MDMA en andere drugs.
Feit 2
Het beoordelingskader
Voor een veroordeling voor opzetwitwassen moet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte een goed voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat dat afkomstig is uit enig misdrijf. De rechtbank stelt vast dat er geen direct bewijs is voor een criminele herkomst van het in de tenlastelegging genoemde geldbedrag. Een criminele herkomst kan niettemin worden bewezen indien er een gerechtvaardigd vermoeden is van witwassen. Als dat het geval is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag die niet zó onwaarschijnlijk is dat zij zonder meer terzijde kan worden geschoven. Het moet gaan om een concrete, min of meer verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring. Ontbreekt een dergelijke verklaring dan kan witwassen in beginsel worden bewezen verklaard.
Was er sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen?
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Uit het proces-verbaal van bevindingen betreffende het deelonderzoek witwassen blijkt dat de verdachte de legale inkomsten uit arbeid van werkgever SWIFT en belastingtoeslagen giraal ontving en dat de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) legale inkomsten uit haar beautysalon en belastingtoeslagen giraal ontving. Uit onderzoek van het iCOV Rapportage Vermogen en Inkomen (hierna: iRVI) blijkt dat de verdachte in 2021 en 2022 een legaal netto inkomen van € 71.372,00 ontving, en in 2021 € 10.024,00 aan kinderopvangtoeslag ontving. [medeverdachte] ontving in 2021 en 2022 een legaal netto inkomen van € 14.684,00.
Op de bankrekeningen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zijn in de ten laste gelegde periode meerdere contante stortingen gedaan. In 2021 ging dit om een bedrag van € 84.160,00, in 2022 om een bedrag van € 71.660,00 en in 2023 om een bedrag van € 53.386,94. Het totaal bedrag aan contante stortingen gedaan in de ten laste gelegde periode betreft derhalve € 209.206,94.
De legale inkomsten van de verdachte en [medeverdachte] staan niet in verhouding tot de stortingen contant geld. De rechtbank heeft hiervoor ten aanzien van feit 1 bewezenverklaard dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht gericht op de in- en uitvoer van en de handel in cocaïne, MDMA en andere drugs.
De bovenstaande feiten en omstandigheden en de bewijsmiddelen, waar de bewezenverklaring van feit 1 op is gebaseerd, rechtvaardigen zonder meer het vermoeden dat het geldbedrag van € 209.206,94 onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf.
De verklaring van de verdachte met betrekking tot het geld
De verdachte heeft in zijn eerste verhoor op 13 maart 2024 bij de politie verklaard dat de contante stortingen afkomstig zouden kunnen zijn uit handel in cryptomunten. De verdachte heeft zich vervolgens tijdens de verhoren bij de politie op 20 maart en 21 mei 2024 op zijn zwijgrecht beroepen. Op 9 januari 2025 heeft de verdachte nogmaals een verklaring bij de politie afgelegd, waarin hij heeft verklaard dat hij in maart 2020 begonnen is met het verkopen van kleding en luxe producten onder de bedrijfsnaam ‘ [bedrijfsnaam] ’ en dat hij hier contant voor betaald kreeg. Omdat het bedrijf van de verdachte snel goed begon te lopen, en hij de goederen niet meer in zijn eigen berging kwijt kon, heeft de verdachte een loods gehuurd waarin hij de goederen kon opslaan. De verdachte heeft ter onderbouwing daarvan onder meer een huurovereenkomst overgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zijn bedrijf ‘ [bedrijfsnaam] ’ niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en heeft van het bedrijf geen boekhouding bijgehouden. De verdachte was tevens niet in het bezit van (verkoop)facturen. De verdachte heeft niet verklaard hoe hij aan de partijen goederen gekomen is of hoe hij dit heeft gefinancierd. De verdachte heeft niet aangegeven waarom hij de bedragen voor de verkoop van de goederen in contanten en niet giraal heeft ontvangen. De verdachte heeft geen opgave van inkomsten gedaan bij de Belastingdienst. De door de verdachte overgelegde huurovereenkomst is niet ondertekend en dateert uit 2023, terwijl de verdachte naar eigen zeggen in 2020 is begonnen met zijn bedrijf en met het huren van de loods. Tevens zijn er op de bankrekeningen van de verdachte en zijn partner ook in 2019 en voor maart 2020 contante geldstromingen van vergelijkbare grootte te zien, wat niet rijmt met de verklaring van de verdachte dat al het contant gestorte geld afkomstig zou zijn uit zijn in maart 2020 gestarte bedrijf ‘ [bedrijfsnaam] ’.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaring van de verdachte voor de herkomst van het geld op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is en daarmee het vermoeden van witwassen niet heeft weerlegd.
Gelet hierop concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat het contant gestorte geldbedrag van € 209.206,94 op de bankrekeningen van de verdachte en [medeverdachte] onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte tezamen met [medeverdachte] een bedrag van € 209.206,94 heeft witgewassen. De rechtbank ziet, gelet op de op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring van de verdachte, geen aanleiding om aan het subsidiaire verzoek van de raadsvrouw te voldoen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het witwassen van het Rolex horloge, nu uit het dossier is gebleken dat dit een imitatie betrof.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 7 maart 2020 tot en met 13 maart 2024 in Nederland
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en het binnen en buiten het grondgebied
van Nederland brengen van cocaïne en MDMA en andere drugs, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen (telkens) zich en anderen
gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en voorwerpen, ruimten, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of
andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben vervaardigd, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit/die feiten door:
-
8850kilogram, tetramisol, zijnde een versnijdingsmiddel, voorhanden te hebben en/of
- het voorhanden hebben en/of te koop aanbieden van een hoeveelheid ether en/of aceton en/of tetramisol en/of levamisol en/of procaine en/of lidocaine en/of
- encryptie-telefoons, voorhanden te hebben en
- gesprekken en/of besprekingen te voeren over het bewerken en/of verwerken en/of verpakken van verdovende middelen en
- gesprekken en/of besprekingen te voeren over de prijs van verdovende middelen en/of versnijdingsmiddelen en/of - gesprekken en/of besprekingen te voeren over de wijze van transport van verdovende middelen (waaronder het transport van verdovende middelen van en naar Curacao en/of van en naar Colombia en/of - gesprekken en/of besprekingen te voeren over de wijze van verpakken/markeren van verdovende middelen en
- foto's van verdovende middelen te maken en/of te verzenden, en
- aan een (encrypted SkyECC) groepschat deel te nemen die betrekking heeft op de (internationale) handel in verdovende middelen;
2
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 13 maart 2024, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
- een geldbedrag van (in totaal)
209.206,94euro, de werkelijke aard, de herkomst, heeft verborgen en heeft verhuld en
- gebruik heeft gemaakt terwijl zij, verdachte, en zijn mededader wisten, dat dat voorwerp -
onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met het feit dat in soortgelijke zaken geen gigantische straffen worden opgelegd. De raadsvrouw heeft tevens verzocht de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte te laten voortduren.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en bijkomende straf zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich met anderen gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen met betrekking tot de in- en uitvoer en handel in onder andere cocaïne en MDMA. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast is het gebruik ervan, onder andere door de daarmee gepaard gaande criminaliteit, bezwarend voor de samenleving. De verdachte is hier met zijn handelen mede verantwoordelijk voor. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van een groot geldbedrag. Hiermee heeft de verdachte getracht indirecte opbrengsten van enig misdrijf te onttrekken aan het zicht van justitie en fiscus. Dergelijke witwaspraktijken vormen een ernstige bedreiging voor de legale economie en ondermijnen de integriteit van het financiële en economische verkeer.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 2 december 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (hierna: LOVS). Wat betreft de voorbereidingshandelingen wordt aansluiting gezocht bij de hoogste trede van de LOVS voor de handel in harddrugs, die vervolgens wordt gehalveerd omdat het hier om voorbereidingshandelingen gaat, zodat het uitgangspunt ten aanzien van dit feit 25 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf betreft. Het uitgangspunt voor witwassen passend bij de hoogte van het bewezenverklaarde geldbedrag betreft 9 tot 12 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden is. De duur van het voorarrest zal hiervan worden afgetrokken.
Voorlopige hechtenis
De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden en de verdachte is bij vonnis van heden schuldig bevonden aan ernstige strafbare feiten. De belangen van de maatschappij bij de detentie van de verdachte wegen naar het oordeel van de rechtbank zwaar. Dit leidt tot het oordeel dat de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte niet opnieuw zal schorsen.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1-4 en 6 genoemde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard en dat het onder 5 genoemde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het beslag geen standpunt ingenomen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 1-4 en 6 genoemde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar,
aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met deze voorwerpen de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 5 genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien dit aan de verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10, 10 a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderden, zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderden, zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
witwassen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (DRIE) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1-4 en 6 genoemde voorwerpen, te weten:
1. 320 EUR;
2. 1 STK Computer;
3. 1 STK Telefoontoestel (iPhone 12);
4. 1 STK Telefoontoestel (iPhone 14);
6. 1 STK Telefoontoestel (iPhone 8);
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 5 genoemde voorwerp, te weten:
5. 1 STK Medicijn (Tetramisol).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. B.J. van de Griend, rechter,
mr. J.J. Balfoort, rechter,
in tegenwoordigheid van V. Grampon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2020 tot en
met 13 maart 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland (telkens) tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het
vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of het binnen en/of buiten het grondgebied
van Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of MDMA
en/of (een) andere drug(s), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of MDMA en/of (een) andere drug(s), zijnde MDMA en/of
cocaïne en/of die andere drug(s) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens) zich en/of een of meer ander(en)
gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit/die feiten heeft getracht te
verschaffen en/of voorwerpen, ruimten, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of
andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben
verworven en/of heeft/hebben vervaardigd, waarvan hij, verdachte en/of zijn
mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij
bestemd waren tot het plegen van dat feit/die feiten door:
- ongeveer bruto 9,2 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid tetramisol, zijnde
een versnijdingsmiddel, voorhanden te hebben en/of
- het voorhanden hebben en/of te koop aanbieden van een hoeveelheid ether en/of
aceton en/of tetramisol en/of levamisol en/of procaine en/of lidocaine en/of
- één of meerdere PGP-telefoons, althans encryptie-telefoons, voorhanden te
hebben en/of
- gesprekken en/of besprekingen te voeren over het bewerken en/of verwerken
en/of verpakken van verdovende middelen en/of
- gesprekken en/of besprekingen te voeren over de prijs van verdovende middelen
en/of versnijdingsmiddelen en/of
- gesprekken en/of besprekingen te voeren over de wijze van transport van
verdovende middelen (waaronder het transport van verdovende middelen van en
naar Curacao en/of van en naar Colombia en/of
- gesprekken en/of besprekingen te voeren over de wijze van verpakken/markeren
van verdovende middelen en/of
- foto's van verdovende middelen en/of (grote) geldbedragen te maken en/of te
verzenden, en/of
- aan een of meerdere (encrypted SkyECC) (groeps)chat(s) deel te nemen die
betrekking heeft/hebben op de (internationale) handel in verdovende middelen;
2
hij op één of meer tijdstippen in op of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot
en met 13 maart 2024,
te Zoetermeer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van)
- één of meerdere geldbedragen van (in totaal) 306.911,34 euro, althans een of
meerdere geldbedrag(en) en/of
- een Rolex horloge
althans een of meer voorwerp(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of
heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den) en/of heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij/zij , verdachte, en/of zijn/haar mededader(s)
wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;