ECLI:NL:RBDHA:2025:3475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2025
Publicatiedatum
7 maart 2025
Zaaknummer
NL24.32201
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag ingewilligd; geschil over geboortedatum; beroep gegrond; rechtsgevolgen worden in stand gelaten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 24 juli 2024, waarbij de asielaanvraag van eiser is ingewilligd en een verblijfsvergunning is verleend met de geboortedatum [geboortedatum] 2005. Eiser betwist deze geboortedatum en stelt dat zijn juiste geboortedatum [geboortedatum] 2007 is. De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank constateert dat er twijfel bestond over de minderjarigheid van eiser, wat heeft geleid tot verder onderzoek door verweerder. De Italiaanse autoriteiten bevestigden dat eiser daar geregistreerd staat met geboortedatum [geboortedatum] 2005. Eiser heeft echter geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat deze registratie onjuist is. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft onderbouwd waarom hij de geboortedatum [geboortedatum] 2005 aanhoudt, ondanks de tegenwerpingen van eiser.

De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder vanwege een motiveringsgebrek, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de geboortedatum op de asielvergunning niet wordt aangepast. Eiser heeft recht op proceskostenvergoeding, die door de rechtbank is vastgesteld op € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32201

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. L.E.J. Vleesenbeek),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.A.B. van der Steijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 24 juli 2024 (bestreden besluit). Met dat besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd en een verblijfsvergunning verleend waarop de geboortedatum [geboortedatum] 2005 staat.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Salvatore als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft aan eiser een asielvergunning verleend waarop staat dat de geboortedatum van eiser [geboortedatum] 2005 is. Uit de schouw bij de AVIM en de IND bleek dat er twijfel bestond over eisers gestelde minderjarigheid. Verweerder heeft daarom onderzoek opgestart en informatie opgevraagd uit Italië. De Italiaanse autoriteiten hebben laten weten dat eiser daar bekend is met geboortedatum [geboortedatum] 2005. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter heeft verweerder die geboortedatum aangehouden.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser betoogt dat de geboortedatum van [geboortedatum] 2005 niet klopt. Deze datum is zonder nader onderzoek gebaseerd op de geboortedatum die door de Italiaanse autoriteiten is genoteerd. De juiste geboortedatum is echter [geboortedatum] 2007. Dit heeft eiser ook in Italië aangegeven. Bovendien blijkt eisers minderjarigheid uit de verklaringen die hij tijdens de gehoren heeft gegeven en uit het feit dat hij nog steeds wordt bijgestaan door Nidos. Voor het voorgaande wijst eiser op meerdere uitspraken van deze rechtbank [1] . Tot slot heeft eiser een brief overgelegd van Nidos waarin wordt geconcludeerd dat het gedrag van eiser overeenkomt met dat van een minderjarige van zeventien jaar oud.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In het verweerschrift heeft verweerder, onder verwijzing naar recente jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter, erkend dat de motivering in het bestreden besluit onvoldoende is. [2] In zoverre is het beroep dan ook gegrond. De rechtbank ziet wel aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten en overweegt daartoe het volgende.
4.1.
De rechtbank wijst allereerst op de hiervoor genoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 9 oktober 2024 over de leeftijdsbepaling in Dublinzaken. De hoogste bestuursrechter heeft in die uitspraak geoordeeld dat verweerder niet langer op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel mag uitgaan van de juistheid van een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat van de Europese Unie. Wel mag hij de leeftijdsregistratie in een andere lidstaat betrekken bij de leeftijdsbepaling en daaraan gewicht toekennen. Verweerder moet dan wel goed uitleggen welk gewicht hij aan die registratie hecht en waarom.
4.2.
Eiser heeft bij zijn asielaanvraag in Nederland verklaard dat hij minderjarig is. Uit de schouw van de AVIM en uit de schouw van de IND bleek dat er twijfel bestond aan de gestelde minderjarigheid. Verweerder heeft daarom verder onderzoek gedaan. Daaruit bleek dat eiser in Italië als meerderjarig staat geregistreerd. Uit navraag bij de Italiaanse autoriteiten blijkt dat de registratie is gebaseerd op eisers eigen verklaring. Verweerder heeft deze registratie mogen betrekken en kunnen stellen dat die afbreuk doet aan de gestelde minderjarigheid van eiser. Verweerder heeft de niet-onderbouwde stelling van eiser, dat de Italiaanse autoriteiten de verkeerde geboortedatum hebben genoteerd, onvoldoende mogen vinden. Van belang is ook dat het in beginsel aan eiser is om de gestelde minderjarigheid te onderbouwen en dat hij geen enkel stuk heeft overgelegd om dit te onderbouwen. Ook heeft verweerder mogen tegenwerpen dat niet is gebleken dat eiser enige inspanning heeft verricht om nog aan stukken te komen die de gestelde minderjarigheid kunnen onderbouwen. Tot slot is nog van belang dat verweerder niet alleen op basis van de Italiaanse registratie en de schouwen (bij de AVIM en de IND) tot de meerderjarigheid is gekomen. Verweerder heeft namelijk ook gewezen op eisers tegenstrijdige verklaringen en op de asielprocedure van zijn broer, waarbij zijn broer heeft verklaard dat eiser zelfs in 2000 is geboren (in plaats van 2005).
4.3.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder met het verweerschrift en tijdens de zitting alsnog voldoende heeft uitgelegd waarom hij uitgaat van de geboortedatum [geboortedatum] 2005. De overgelegde brief van Nidos heeft verweerder ten opzichte van het samenstel van tegenwerpingen onvoldoende mogen vinden om uit te gaan van minderjarigheid.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond vanwege een motiveringsgebrek. De rechtbank vernietigt het besluit, maar ziet wel aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten. Dit betekent dat de geboortedatum op de asielvergunning van eiser niet aangepast hoeft te worden. Die geboortedatum blijft dus staan op [geboortedatum] 2005.
6. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3992.