ECLI:NL:RBDHA:2025:3499
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 7 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Oosterhof, had op 19 november 2024 beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 18 november 2024 was genomen. Dit beroep was geregistreerd onder zaaknummer NL24.45688. Gelijktijdig met het beroepschrift heeft de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, op basis van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen. Echter, aangezien het connexe beroep onder zaaknummer NL24.45688 op dezelfde dag ongegrond is verklaard, was er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De minister van Asiel en Migratie, die in deze uitspraak ook wordt aangeduid als de minister, was de tegenpartij in deze procedure.