ECLI:NL:RBDHA:2025:3623
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een inreisverbod van tien jaar opgelegd aan een Turkse staatsburger na veroordeling voor mensensmokkel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Turkse staatsburger, tegen een inreisverbod van tien jaar beoordeeld. Eiser is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden voor mensensmokkel, waarbij hij betrokken was bij het smokkelen van achttien personen, waaronder minderjarigen. De rechtbank behandelt het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod heeft opgelegd. De rechtbank heeft de zitting op 13 december 2024 gehouden, waarbij de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij ongewild betrokken is geraakt bij mensensmokkel en dat het inreisverbod zijn carrière als internationaal vrachtwagenchauffeur ernstig belemmert. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat eiser een actuele en ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, gezien de aard van het gepleegde misdrijf en het feit dat eiser nog in detentie zat op het moment van de uitspraak. De rechtbank benadrukt dat de minister bij de oplegging van het inreisverbod rekening heeft gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder het tijdsverloop sinds het misdrijf en de ernst van de gepleegde feiten.
De rechtbank wijst erop dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van een duurzame positieve gedragsverandering en dat zijn rol in het misdrijf niet als minimaal kan worden gekwalificeerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.