Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de Minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Egyptische vreemdeling, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de Minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelde dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien de eiser eerder in Kroatië om internationale bescherming had verzocht. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Dublinverordening, die bepaalt dat de eerste lidstaat waar een asielzoeker zich meldt verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
De eiser voerde aan dat hij niet terug kon naar Kroatië vanwege mishandeling en onvoldoende opvang, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij bij terugkeer naar Kroatië een reëel risico zou lopen op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om objectieve informatie te verstrekken die zijn claims onderbouwde, wat hij niet had gedaan.
De rechtbank concludeerde dat de Minister van Asiel en Migratie terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling genomen hoefde te worden, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.