ECLI:NL:RBDHA:2025:371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
SGR 24/4867
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van het recht op betoging door de burgemeester van Den Haag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2025, wordt het beroep van de Stichting Grootouders voor het Klimaat tegen een beperking van de burgemeester van Den Haag op een demonstratie beoordeeld. De burgemeester had bepaald dat de demonstratie op het Prinses Irenepad met maximaal vijf personen mocht plaatsvinden, terwijl eiseres dertig deelnemers had aangemeld. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester voldoende onderbouwd heeft dat een grotere demonstratie tot wanordelijkheden kan leiden en dat de beperking noodzakelijk is om de openbare orde te waarborgen. Eiseres betoogt dat de beperking niet gerechtvaardigd is en inbreuk maakt op het recht tot betoging, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank stelt vast dat de burgemeester een zekere beoordelingsruimte heeft en dat de veiligheid van zowel demonstranten als omstanders in acht moet worden genomen. De rechtbank concludeert dat de opgelegde beperking gerechtvaardigd is en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4867

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2025 in de zaak tussen

Stichting Grootouders voor het Klimaat, uit Eindhoven, eiseres

(gemachtigde: mr. M.B. Hendrickx),
en

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. B.S. Jaasma en S.E. el Boustati).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beperking die door verweerder is opgelegd bij de door eiseres aangemelde demonstratie.
1.1.
Met het bestreden besluit van 28 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
2. Eiseres organiseert al ruim zes jaar om de week demonstraties bij de Tweede Kamer in Den Haag. Met haar demonstraties wil ze de overheid oproepen haast te maken met het klimaatbeleid. Voorheen demonstreerde eiseres op het Plein, maar sinds de verhuizing van de Tweede Kamer naar de tijdelijke huisvesting doet zij dat voor de (publieks)ingang van de Tweede Kamer aan het Prinses Irenepad.
2.1.
Op 17 juni 2023 is namens eiseres kennisgeving gedaan van een demonstratie op het Prinses Irenepad op 6 juli 2023 van 14.00 uur tot 15.00 uur. Daarbij verwachtte zij dertig deelnemers. Bij de demonstratie wilde eiseres gebruikmaken van spandoeken en posterborden met daarop foto’s van kleinkinderen, een luidspreker en een akoestische gitaar.
2.2.
Verweerder heeft op basis van de Wet openbare manifestaties (Wom) bepaald dat eiseres met maximaal vijf personen op de gekozen locatie mocht demonstreren. De overige deelnemers konden op twee nabijgelegen locaties demonstreren. Verweerder achtte deze beperking noodzakelijk ter voorkoming van wanordelijkheden.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres vindt, kort samengevat, dat de opgelegde beperking niet gerechtvaardigd is en daarmee inbreuk maakt op het recht tot betoging. Zij voert daartoe aan dat de maatregel niet noodzakelijk is ter bestrijding of voorkoming van eventuele wanordelijkheden. De beperking staat volgens eiseres ook niet in verhouding tot het nagestreefde doel. Bovendien had verweerder voor een minder vergaande maatregel kunnen kiezen om hetzelfde doel te bereiken. De beperking voldoet daarmee niet aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste, aldus eiseres.
Wat zijn de regels?
4. Het recht op betoging is neergelegd in artikel 11, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 9, eerste lid, van de Grondwet. Uit artikel 11, tweede lid, van het EVRM volgt dat het recht op betoging mag worden beperkt. Een beperking is echter alleen toegestaan als deze bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is. Dit kan het geval zijn bij belangen zoals de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten. Ook de bescherming van de gezondheid, de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen kunnen een beperking rechtvaardigen.
4.1.
Artikel 9, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Uit artikel 9, tweede lid, van de Grondwet volgt dat de wet regels kan stellen aan een betoging ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De Wom strekt onder meer tot het stellen van regels als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Grondwet.
4.2.
Op grond van artikel 2 van de Wom kunnen overheidsorganen het recht tot vergadering en betoging alleen beperken ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
4.3.
Daarbij bepaalt artikel 5, eerste lid, van de Wom, dat verweerder naar aanleiding van een kennisgeving voorschriften en beperkingen kan stellen. Op grond van het tweede lid aanhef en onder c, kunnen zulke voorschriften en beperkingen alleen worden gegeven indien een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres procesbelang heeft bij het beroep nu de demonstratie al heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat het voor eiseres van belang is om duidelijkheid te krijgen over de vraag of de opgelegde beperking toelaatbaar was en daarmee ook inzicht te krijgen in de toelaatbaarheid van een dergelijke beperking bij toekomstige demonstraties. [1] De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres procesbelang heeft.
Beoordeling van de beperking
6. Eiseres betoogt dat de beperking niet noodzakelijk is binnen een democratische samenleving. Op het Prinses Irenepad kunnen makkelijk en veilig dertig mensen demonstreren. Daarnaast wordt de drempel van wanordelijkheden bij demonstraties van eiseres niet gehaald. Ook kan een standaard oplegde beperking, waar in dit geval volgens eiseres sprake van is, niet noodzakelijk zijn.
6.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder alleen beperkingen en voorschriften aan een demonstratie mag stellen als een van de in artikel 2 van de Wom vermelde belangen dat vordert. Hierbij komt verweerder een zekere beoordelingsruimte toe. Het is aan hem om aan de hand van de lokale omstandigheden een inschatting te maken of, en zo ja, welke beperkingen en voorschriften aan een demonstratie moeten worden gesteld ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Het is vervolgens aan de rechter om te beoordelen of verweerder terecht bepaalde beperkingen en voorschriften aan een demonstratie heeft gesteld. [2]
6.2.
Verweerder vindt het Prinses Irenepad naar zijn aard geen geschikte locatie voor (grote) demonstraties. De locatie bevindt zich naast de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer en in de nabijheid van station Den Haag Centraal. Hierdoor is het een drukke doorgangsroute van het station naar onder andere de Tweede Kamer en de Theresiastraat. Vanwege de omliggende bebouwing is de fysieke buitenruimte op het Prinses Irenepad beperkt en deels overdekt. De locatie grenst bovendien aan een veiligheidsrisicozone en heeft drie smalle in- en uitgangen. Uit veiligheidsoverwegingen wordt de toegankelijkheid van het Prinses Irenepad verder beperkt door de aanwezigheid van betonnen (bloem)bakken en pollers, zoals dat ook het geval was op het Binnenhof. De locatie is hierdoor moeilijk bereikbaar voor de hulpdiensten en de politie heeft in het geval van ongeregeldheden een zeer beperkte werkruimte. Daar komt nog bij dat het Prinses Irenepad een belangrijke vlucht- en verzamellocatie is voor de Tweede Kamer. Om toch op een veilige manier demonstraties op het Prinses Irenepad te kunnen faciliteren, heeft verweerder zich laten informeren door de politie, de Koninklijke Marechaussee, de beveiliging van de Tweede Kamer en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Deze partijen stemmen onderling af welke zichtbare en onzichtbare maatregelen er nodig zijn om de veiligheid te waarborgen.
6.3.
Verweerder stelt op basis van het voorgaande dat een demonstratie van dertig personen op het Prinses Irenepad niet op een veilige manier kan worden gefaciliteerd. Een demonstratie van deze omvang op deze specifieke locatie kan tot wanordelijkheden leiden. Te meer omdat er regelmatig onaangekondigde protestacties plaatsvinden, die het toezicht op de locatie bemoeilijken en de werkruimte van de politie verder beperken. Om deze wanordelijkheden te voorkomen is besloten de demonstratie te beperken tot maximaal vijf personen. Dit aantal is gebaseerd op de risico-inschatting van de hiervoor genoemde partijen. Dat een aantal van maximaal vijf deelnemers arbitrair overkomt, doet hier niet aan af.
6.4.
De rechtbank overweegt dat eiseres terecht betoogt dat de beperkingsgrond ‘ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden’ niet te ruim mag worden uitgelegd. De rechtbank volgt eiseres echter niet in haar standpunt dat die beperkingsgrond zo beperkt moet worden uitgelegd dat hieronder alleen strafbaar gedrag, door de demonstranten zelf begaan, mag worden verstaan. Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie volgt dat de beperkingsgrond tot op zekere hoogte wordt beïnvloed door de context waarbinnen deze wordt ingeroepen. De beoordeling of een samenstel van (verwachte) ongewenste gedragingen of mogelijke situaties zo ernstig is dat van wanordelijkheden kan worden gesproken, hangt niet uitsluitend af van de aard van die gedragingen. Ook de plaats waar de demonstratie wordt gehouden kan hier van betekenis zijn en daarbij de mogelijkheden om op die plaats de veiligheid van zowel demonstranten als omstanders en voorbijgangers te kunnen waarborgen. [3] De mate van orde en rust welke naar algemeen inzicht op een bepaalde plaats behoort te heersen bepaalt voorts mede wanneer de grens van wanordelijkheden wordt overschreden. De voorkoming en bestrijding van wanordelijkheden in nabijheid van parlementsgebouwen kan zwaardere eisen stellen dan op andere plaatsen het geval is, aldus de wetsgeschiedenis. [4]
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende onderbouwd dat een demonstratie op het Prinses Irenepad met dertig deelnemers tot wanordelijkheden kan leiden en dat de voorkoming van deze wanordelijkheden de beperking tot maximaal vijf personen vordert. Het is essentieel voor de veiligheid van de demonstranten, het passerende publiek en de aanwezigen in het gebouw van de Tweede Kamer dat het Prinses Irenepad toegankelijk blijft tijdens een demonstratie en dat er voldoende werkruimte beschikbaar is voor hulpdiensten, zoals politie en ambulancepersoneel. Hierbij heeft verweerder terecht belang toegekend aan de verschillende functies die het Prinses Irenepad vervult in combinatie met de beperkte ruimte en nauwe toegangswegen, alsook aan het feit dat het gaat om de ruimte voor de publieksingang van de Tweede Kamer waar zwaardere eisen kunnen worden gesteld dan op andere plekken. De onbetwiste stelling dat de door eiseres georganiseerde demonstraties altijd rustig en ordelijk verlopen, ook als soms meer deelnemers komen dan de toegestane vijf, doet hier niet aan af. Verweerder heeft hierover opgemerkt dat als dit anders zou zijn, ook een demonstratie met vijf personen niet zou worden toegestaan vanwege het gevaar voor wanordelijkheden.
6.6.
De stelling van eiseres dat sprake zou zijn van een standaard opgelegde beperking volgt de rechtbank niet. Dat verweerder als uitgangspunt hanteert dat op het Prinses Irenepad met maximaal vijf personen kan worden gedemonstreerd, betekent niet dat een aangekondigde demonstratie niet individueel en op eigen merites wordt beoordeeld. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dat in dit geval anders is geweest. Het feit dat in een ander Wom-besluit – voor dezelfde locatie – de demonstratie eveneens is beperkt tot maximaal vijf deelnemers, is daartoe onvoldoende.
6.7.
De rechtbank is verder van oordeel dat de beperking geschikt was om het gestelde belang te beschermen, dat er geen minder vergaande maatregelen waren waarmee hetzelfde doel kon worden bereikt en dat het door de maatregel gediende belang opwoog tegen de beperking. Daarbij weegt zij mee dat verweerder eiseres van geschikte alternatieve locaties binnen zicht en gehoor van de doelgroep heeft voorzien. Om eiseres zo goed mogelijk te faciliteren heeft verweerder haar zelfs toestemming gegeven om te demonstreren op het nabijgelegen Anna van Buerenplein, terwijl dit een veiligheidsrisicozone betreft waar demonstraties in beginsel verboden zijn. Het door eiseres aangedragen alternatief, namelijk de toegangswegen naar het Prinses Irenepad afsluiten en het verkeer omleiden, acht de rechtbank geen reëel alternatief. Dit zou immers betekenen dat de belangrijkste toegangswegen naar de Tweede Kamer om de week een uur moeten worden geblokkeerd en dat het Prinses Irenepad op die momenten ongeschikt wordt als vlucht- en verzamelplaats. Een dergelijke ingrijpende maatregel verhoudt zich niet tot het belang van eiseres om met grotere aantallen te kunnen demonstreren. Daarbij komt dat de beperkte toegankelijkheid voor hulpdiensten hiermee niet wordt opgelost, terwijl dit risico juist toeneemt naarmate het aantal demonstranten toeneemt.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De door verweerder opgelegde beperking is gerechtvaardigd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.D. Timmermans, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van 6 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4479.
2.Zie voor het volledige beoordelingskader de uitspraak van de Afdeling van 3 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2437 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/), rechtsoverweging 5 tot en met 5.3.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 april 2014, ECLI:RVS:2014:1439 en van 21 september 2016, ECLI:RVS:2016:2521.