ECLI:NL:RBDHA:2025:3731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
09/269393-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen met betrekking tot verkrachting van een minderjarige en grooming

Op 3 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor de verkrachting van een minderjarige en grooming. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van glijmiddel en condooms, en het voorstellen van een ontmoeting met een veertienjarig meisje via sociale media. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, waarbij hij zich tussen 15 en 22 augustus 2024 intensief in contact heeft gesteld met het slachtoffer. De verdachte heeft via chatberichten expliciete seksuele voorstellen gedaan en is op 22 augustus 2024 naar de woning van het slachtoffer gegaan, waar hij door de politie werd aangehouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar legde hem toch een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/269393-24
Datum uitspraak: 3 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1999 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 26 november 2024 (pro forma) en 17 februari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.E.G. van den Eijnden en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. E. Meijer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2024 tot en met 22 augustus 2024 te Monster, gemeente Westland en/of Rotterdam, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten verkrachting minderjarige onder de 16 (248 lid 1 Sr), opzettelijk voorwerpen, stoffen en/of informatiedragers, te weten:
- glijmiddel
- meerdere condooms
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij in of omstreeks de periode van 15 augustus 2024 tot en met 22 augustus 2024 te Monster, gemeente Westland, en/of Rotterdam, althans in Nederland, een kind beneden de leeftijd van zestien jaren en/of een persoon die zich voordeed als een kind beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam 1] een ontmoeting heeft voorgesteld voor seksuele doeleinden en enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door haar via sociale media-kanalen (onder meer) de volgende berichten te versturen:
- ' Wat vind je van me pik ik wil dat je lekker klaar komt derop'
- ' Kom om 12' 'Dan ben ik alleen' 'Dus ik ben morge alleen met jou'
- ' Durf je mij te neuke'
- ' Ik ga je ontmagen'
- ' Dus morge kom ik naar jou ga je mij jou late neuke'
- ' Ik ben nu onderweg ben je all wakker',
althans woorden van gelijke aard en/of strekking
en/of (vervolgens) zich naar de woning van die [naam 1] te begeven en bij haar aan de deur aan te bellen.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 22 augustus 2024 om 11.23 uur kreeg de politie de melding van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) dat aan de deur van haar woning een man stond die seks wilde hebben met haar destijds veertienjarige dochter [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
[naam 2] toonde aan de ter plaatse gekomen verbalisanten een chatgesprek tussen de man en [naam 1] . Ook liet zij enkele afbeeldingen van zogenaamde “dickpics” zien die de man aan [naam 1] verzonden zou hebben. De man bleek de verdachte te zijn en hij werd vervolgens ter plaatse door de verbalisanten aangehouden. Daarbij werden zijn mobiele telefoon en rugzak in beslag genomen. In de rugzak werden onder andere een flesje glijmiddel en een schoudertas aangetroffen. In de schoudertas zaten meerdere condooms.
De verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van verkrachting van een veertienjarig meisje, te weten [naam 1] (feit 1), en aan zogenoemde “grooming” ten aanzien van diezelfde [naam 1] (feit 2).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Voor zover nodig zal de rechtbank hieronder ingaan op de verweren van de raadsman.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2
Sinds 1 juli 2024 is de nieuwe Wet seksuele misdrijven in werking getreden.
De verdachte wordt onder feit 2 kort gezegd beschuldigd van het zogenoemde “grooming” (artikel 251 lid 1 onder c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)). Bij grooming gaat het om het op internetsites of in chatapplicaties benaderen en verleiden van een kind met als uiteindelijk doel het seksueel misbruiken van dat kind. Grooming is veelal een langerlopend proces waarbij de dader door veelvuldig chatcontact langzaam het vertrouwen wint van het kind, het kind verleidt tot het delen van intimiteiten en op die wijze het kind in de digitale wereld vatbaar maakt voor seksueel misbruik in de fysieke wereld.
Voor de bewezenverklaring van grooming als bedoeld in artikel 251 lid 1 onder c Sr is onder meer vereist dat een ontmoeting wordt voorgesteld met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen en dat voorbereidingen gericht op het verwezenlijken van de ontmoeting zijn getroffen. Deze voorbereidingen moeten concrete vormen hebben aangenomen, maar niet is vereist dat elk onderdeel van de afspraak volledig is ingevuld.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier, aan de hiervoor genoemde vereisten is voldaan.
De verdachte heeft vanaf 15 augustus 2024 via Snapchat intensief chatcontact gehad met de ten tijde van het feit veertienjarige [naam 1] . Tijdens deze chatcontacten heeft de verdachte – onder andere – berichten aan [naam 1] gestuurd, waaruit afgeleid kan worden dat de verdachte wilde dat [naam 1] een liefdesrelatie met de verdachte aanging. Ook heeft de verdachte foto’s en filmpjes aan [naam 1] gestuurd waarop zijn geslachtsdeel te zien is.
In de chatberichten van 21 augustus 2024 is te lezen dat de verdachte en [naam 1] hebben gepraat over dat zij elkaar nog niet hadden gezien. De verdachte stuurde wederom een foto van zijn penis, waarbij hij meldde dat hij [naam 1] graag wilde neuken, dat hij gepijpt wilde worden en dat hij wilde dat zij op zijn pik klaarkwam. Vervolgens stuurde [naam 1] het bericht dat de verdachte de volgende dag om 12 uur moest komen, omdat zij dan alleen was. De verdachte zei: “Dus ik ben morge alleen met jou” en vroeg aan [naam 1] of zij hem durfde te neuken, waarop [naam 1] bevestigend antwoordde. Daarna stuurde de verdachte nog verschillende seksueel getinte berichten aan [naam 1] , waarin diverse seksuele handelingen stonden beschreven die hij met [naam 1] wilde gaan verrichten. Hij vroeg ook om seksueel getinte filmpjes van [naam 1] . De volgende ochtend meldde de verdachte dat hij onderweg was naar [naam 1] . De verdachte is op 22 augustus 2024 daadwerkelijk naar de woning van [naam 1] gegaan, waarna hij daar door de politie werd aangehouden.
Het gedrag van de verdachte heeft zich aldus geconcretiseerd in een voorstel tot een ontmoeting met [naam 1] met het oogmerk op het plegen van ontuchtige handelingen. De door de verdachte verstuurde chatberichten en het feit dat hij zich daadwerkelijk heeft begeven naar de woning van [naam 1] , vallen aan te merken als een voorbereiding op het verwezenlijken van die ontmoeting. Dat de verdachte van plan was om ontuchtige handelingen te verrichten blijkt onomstotelijk uit de hiervoor aangehaalde chatgesprekken.
Het onder feit 2 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
Ten aanzien van feit 1
In het nieuwe artikel 248 Sr is bepaald dat degene die met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren seksuele handelingen verricht, welke handelingen bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, schuldig is aan verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren. De maximale straf daarop is bepaald op twaalf jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
Deze strafbepaling beoogt de lichamelijke en de seksuele integriteit van de minderjarige te beschermen en het ontbreken van de wil is geen constitutief bestanddeel. Elk seksueel contact met een kind in deze leeftijdscategorie is strafbaar. Er hoeft dus niet te worden vastgesteld dat de wil van het minderjarige slachtoffer ontbreekt. Verder is de leeftijd van het kind aan het opzetvereiste onttrokken en geobjectiveerd. De verweren van de raadsman hieromtrent worden dan ook verworpen.
Uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen reeds ten aanzien van feit 2 is overwogen, volgt dat de verdachte op 22 augustus 2024 naar [naam 1] is gegaan met de intentie om seks te hebben met [naam 1] die destijds veertien jaar oud was. Verder staat vast dat de verdachte op dat moment een fles glijmiddel en meerdere condooms bij zich had. Zowel bij de politie, als op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het zijn bedoeling was om deze voorwerpen te gebruiken, indien hij seks zou hebben met [naam 1] .
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 22 augustus 2024 ter voorbereiding van de verkrachting van de destijds veertienjarige [naam 1] voorwerpen, te weten glijmiddel en condooms, voorhanden heeft gehad. Mede gelet op de uiterlijke verschijningsvormen van deze voorwerpen en op dat wat de verdachte heeft verklaard waren deze voorwerpen ook bestemd tot het begaan van voornoemd misdrijf.
Het onder 1 ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij
op22 augustus 2024 in Nederland ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten verkrachting minderjarige onder de 16, 248 lid 1 Sr, opzettelijk voorwerpen, te weten:
- glijmiddel
- meerdere condooms
bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
2
hij in de periode van 15 augustus 2024 tot en met 22 augustus 2024 in Nederland, een kind beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam 1] een ontmoeting heeft voorgesteld voor seksuele doeleinden en enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door haar via sociale media-kanalen onder meer de volgende berichten te versturen:
- ' Wat vind je van me pik ik wil dat je lekker klaar komt derop'
- ' Dus ik ben morge alleen met jou'
- ' Durf je mij te neuke'
- ' Ik ga je ontmagen'
- ' Dus morge kom ik naar jou ga je mij jou late neuke'
- ' Ik ben nu onderweg ben je all wakker',
en vervolgens zich naar de woning van die [naam 1] te begeven en bij haar aan de deur aan te bellen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een klinische opnameverplichting in een zorginstelling, een ambulante behandelverplichting, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met het slachtoffer, meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en het vermijden van contact met minderjarigen.
Verder heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde bijzondere voorwaarden gevorderd en gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van zijn voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke straf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grooming. Hij heeft met het destijds veertienjarige slachtoffer op meerdere momenten gesprekken met een expliciet seksuele lading gevoerd. De verdachte heeft het vertrouwen van het slachtoffer gewonnen en een ontmoeting bij haar thuis voorgesteld met het doel seksuele handelingen met het slachtoffer te verrichten. Hij is ook daadwerkelijk naar de woning van het slachtoffer gereisd, waarbij hij ter voorbereiding van de seksuele handelingen met het slachtoffer, die sinds de nieuwe wetgeving per 1 juli 2024 als verkrachting gekwalificeerd kunnen worden, condooms en een fles glijmiddel heeft meegenomen. Dat het niet zover is gekomen, heeft niet gelegen aan de verdachte, maar aan de omstandigheid dat de chatgesprekken tussen de verdachte en het slachtoffer door de moeder van het slachtoffer zijn ontdekt voor het tot stand komen van een daadwerkelijke ontmoeting.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij hiermee een inbreuk heeft gemaakt op de psychische integriteit van het minderjarige slachtoffer. Dit soort feiten brengen, juist aan minderjarigen, die nog aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan, grote schade toe. De verdachte heeft bij dit alles onvoldoende stilgestaan en heeft zijn eigen behoefte vooropgesteld.
Het strafblad van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 11 november 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een misdrijf.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van A.C.J. Schrama, GZ-psycholoog (supervisor) en S. van der Put, GZ-psycholoog (supervisant), van 21 november 2024.
De rapporteurs hebben geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van schizofrenie, een stoornis in het gebruik van cannabis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, geclassificeerd als een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Intellectueel functioneert de verdachte op een beneden gemiddeld tot zwakbegaafd niveau, zonder dat zwakbegaafdheid kan worden gesteld.
Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van bovengenoemde stoornissen en beïnvloedde dit zijn gedragingen en gedragskeuzes ten dele. In hoeverre er sprake was van actieve psychotische symptomen tijdens het tenlastegelegde kan volgens de rapporteurs niet met zekerheid vastgesteld worden, maar dit is wel aannemelijk. Concluderend komen de rapporteurs tot het advies om de verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen.
Het recidiverisico wordt door de rapporteurs als bovengemiddeld ingeschat. Bij de verdachte is er sprake van zowel risicoverhogende factoren als beschermende factoren.
Daarnaast is de aanwezigheid van psychotische symptomen in het kader van schizofrenie een risicofactor. Zonder passende behandeling en begeleiding, gericht op de belangrijkste risicofactoren, is de verwachting dat het recidiverisico niet of slechts beperkt zal afnemen. Passende hulpverlening wordt daarom door de rapporteurs van belang geacht. Daarnaast is er ook sprake van een algemene zorgbehoefte bij de verdachte. Hij kent meerdere psychische problemen en kwetsbaarheden. De schizofrenie en bijbehorende psychotische symptomen, staan het meest op de voorgrond en zijn van invloed op zijn algehele functioneren. Daarnaast is zijn kwetsbare persoonlijkheid en lage sociaal-emotionele ontwikkeling van invloed op de manier waarop de verdachte (seksuele) relaties aangaat.
Gelet op het vorenstaande adviseren de rapporteurs een kortdurende klinische opname in een forensische setting (zoals een FPA) om de psychose voldoende te stabiliseren en drop-out van behandeling te voorkomen, gevolgd door plaatsing in een beschermde
woonvorm. Het gebruik van antipsychotische medicatie is wenselijk om het algehele functioneren te verbeteren. Daarnaast is het aanleren van sociale vaardigheden op het gebied van relaties geïndiceerd. Dit is tot op heden onvoldoende gelukt in de thuissituatie. Voor het herstel en de ontwikkeling van de verdachte is het van belang om begeleiding te krijgen bij het wonen. Zodoende kan hij zijn adaptieve vaardigheden vergroten met behulp van professionele begeleiding. Ambulante behandeling is aansluitend nodig om enerzijds de psychosezorg voort te zetten en anderzijds in te zetten op het reduceren van stress, de verdachte meer inzicht te geven in zijn problemen, het aanleren van functionele coping-strategieën, en tot slot het geven van psycho-educatie en sociale vaardigheidstraining op het gebied van relaties en seksualiteit. Daarnaast is de verdachte bekend met een ambivalente motivatie voor hulpverlening, waarbij hij niet zelfstandig zijn afspraken nakomt en gemakkelijk uit beeld verdwijnt bij de hulpverlening. Om deze reden adviseren de rapporteurs een outreachende ambulante behandelvorm, bijvoorbeeld in de vorm van een FACT-team. Van belang is dat de behandelaren ook actieve bemoeizorg kunnen bieden om te voorkomen dat de verdachte uit beeld verdwijnt.
De rapporteurs adviseren bovenstaande interventies uit te laten voeren in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van F.A.M. Koolen, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van dr. S.J. Roza, psychiater, van21 november 2024.
De rapporteurs hebben geconcludeerd dat er bij de verdachte sprake is van schizofrenie, gesuperponeerd op ontwikkelingsproblematiek (disharmonisch intelligentie met verbaal begrip op moeilijk lerend niveau) en opgroeien in een pedagogisch en affectief arm klimaat, met daarnaast overmatig cannabisgebruik.
Bovengenoemde stoornissen waren tevens aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde ten dele.
De rapporteurs zien, op grond van de uit de stoornissen voortvloeiende beperkingen, reden om de verdachte het ten laste gelegde in een (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
De verwachting is dat de verdachte, zonder behandeling, opnieuw op onhandige en
ongestructureerde wijze contact zal proberen te zoeken met vrouwen en meisjes, al dan
niet online. De erotische paranoïde en betrekkingswanen maken hem aanhoudend
kwetsbaar om zich vooral te richten op jonge meisjes. De reukhallucinaties en zijn interpretatie daarvan versterken dat risico nog eens verder. De psychotische symptomen,
en zijn verbale vermogens op moeilijk lerend niveau, hangen samen met de (uit
wetenschappelijk onderzoek gebleken) risicofactoren voor seksuele recidive: vrouwvijandigheid, gevoel van afwijzing door anderen en eenzaamheid, impulsiviteit, ontoereikende probleemoplossende vaardigheden, seksuele preoccupatie en het gebruik van seks als coping.
Er zijn ook enige beschermende factoren, zoals enige motivatie voor behandeling en een positieve houding tegenover autoriteit. De verdachte is binnen een straf gereguleerd kader
goed begeleidbaar. Verder is hij in beginsel in staat tot zorgzaamheid, heeft geen duidelijke stoornis in de agressieregulatie en kan positieve levensdoelen uitspreken. Hij is er niet bewust op uit mensen kwaad te doen.
Het recidiverisico wordt door de rapporteurs dan ook als bovengemiddeld ingeschat.
Geadviseerd wordt dat de verdachte wordt behandeld bij een forensisch psychiatrisch
FACT-Team met outreachende attitude, ook als de verdachte contact vermijdt, en expertise op het gebied van schizofrenie, cognitieve beperkingen en zedenproblematiek. De verdachte moet naar de mening van de rapporteurs ingesteld te worden op adequate anti-psychotische medicatie, eventueel in depotvorm. Daarnaast is aandacht nodig voor de sociaal-
emotionele en seksuele ontwikkeling, in de vorm van psycho-educatie en/of specifieke
cognitieve trainingen. Ter voorkoming van nieuw delictgedrag wordt monitoring door een
reclasseringswerker/toezichthouder, ook ten aanzien van zijn online contacten, aanbevolen. Begeleiding bij zijn financiën (al dan niet via bewindvoering of curatele) en toeleiding
naar passend werk en beschermd wonen wordt aanbevolen.
Volgens de rapporteurs kunnen bovengenoemde behandeling en reclasseringstoezicht binnen het kader van de bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel plaatsvinden.
De rechtbank heeft ten slotte kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 3 februari 2025.
Het risico op recidive wordt door de rapporteur ingeschat als hoog. De verdachte is first offender aangaande zedendelicten, maar de rapporteur maakt zich zorgen om de leefomstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte aan stabiliteit op meerdere praktische leefgebieden ontbreekt en er zijn weinig tot geen beschermende factoren aanwezig. Zodoende heeft de verdachte, bij het verlaten van detentie, geen stabiele woonomstandigheden, schuldenproblematiek en geen structurele dagbesteding. De verdachte is onvoldoende bekwaam om zijn gedrag zonder passende (behandel)interventies naar de toekomst normconform te veranderen. Er is hem in het verleden vanuit eerdere hulpverleningspogingen meerdere malen het belang van medicatie duidelijk gemaakt, maar desondanks heeft de verdachte medicatiegebruik na verloop van tijd gestaakt en niet willen vasthouden. Deze hulpverleningscontacten (zowel vrijwillig als forensisch) hebben tot op heden niet geleid tot een recidive beperkende gedragsverandering. De verdachte geeft op dit moment aan open te staan voor behandeling, inclusief het gebruik van psychofarmaca.
Gelet op de aard en omstandigheden van het delict, het bovengemiddeld hoge (zedenspecifieke) recidiverisico, het gediagnosticeerde ziektebeeld en beperkte responsiviteit is een klinische start van de behandeling geïndiceerd. De aard van de problematiek vraagt om een intensievere, meer gestructureerde behandeling waarin de motivatie tot gedragsverandering zal kunnen groeien, die naar het oordeel van de rapporteur het beste vormgegeven zou kunnen worden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden. De rapporteur sluit zich hierbij dan ook aan bij het advies van de Pro Justitia rapporteurs.
De rapporteur adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met de navolgende bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij reclassering
• Opname in een zorginstelling
• Ambulante behandeling
• Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
• Contactverbod
• Dagbesteding
• Meewerken aan schuldhulpverlening
• Meewerken aan middelencontrole
• Vermijden contact met minderjarigen
• Vermijden kinderporno
Geadviseerd wordt om de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen. Ook wordt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr geadviseerd. Het extra lange reclasseringstoezicht is van belang omdat het in casu verhoogde recidiverisico met name over een wat langere tijd
aanwezig lijkt te zijn. Voornoemde maatregel maakt het mogelijk om de voorwaarden die het recidiverisico kunnen verminderen en mogelijk langdurig nodig zijn, in een ander kader voort te zetten en biedt de mogelijkheid om te zijner tijd de risico’s te beoordelen en indien nodig voorwaarden te stellen die noodzakelijk worden geacht teneinde risicomanagement te handhaven en te waarborgen.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de Pro Justitia rapporten en het rapport van de reclassering op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de bevindingen van de deskundigen worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusies uit de Pro Justitia rapporten en het reclasseringsrapport over en legt die ten grondslag aan haar beslissing over de op te leggen straf en maatregel.
De rechtbank volgt de conclusies van de Pro Justitia rapporteurs dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend en zal hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest van de verdachte, zoals door de raadsman verzocht, vindt de rechtbank niet passend.
Gelet op de inhoud van de Pro Justitia rapporten en het reclasseringsrapport acht de rechtbank ook een deels voorwaardelijke straf nodig met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht met een meldplicht, verplichte opname in een zorginstelling, een ambulante behandelverplichting, meewerken aan begeleid worden of maatschappelijke opvang, een contactverbod met betrekking tot het slachtoffer, een inspanningsverplichting tot het zoeken en behouden van een dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole en schuldhulpverlening en het vermijden van contact met minderjarigen geïndiceerd, teneinde de kans op recidive te verlagen. De rechtbank acht daarbij een proeftijd van drie jaren geïndiceerd, zodat de verdachte gedurende een langere tijd een stok achter de deur heeft om niet te recidiveren.
Verder heeft de rechtbank onder meer in aanmerking genomen de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de gemotiveerde houding van de verdachte op de terechtzitting om aan zijn problemen te werken en zijn proceshouding ten opzichte van het slachtoffer en de bewezenverklaarde feiten.
Net als de officier van justitie acht de rechtbank het vermijden van kinderporno als bijzondere voorwaarde niet geïndiceerd, nu er in het dossier geen aanwijzingen aanwezig zijn dat de verdachte geïnteresseerd is in het kijken of verzamelen van kinderporno.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Nu volgens de deskundigen een lange en intensieve behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te kunnen beperken, zal de rechtbank ook de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opleggen, zodat de officier van justitie na het beëindigen van de proeftijd, indien nodig, de mogelijkheid heeft toereikende maatregelen te nemen, teneinde recidive te kunnen voorkomen.
Aan de wettelijke vereisten is voldaan. De verdachte wordt immers veroordeeld wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is ter bescherming van de veiligheid van anderen deze maatregel noodzakelijk. Zij verwijst daarbij naar de inhoud van de Pro Justitia rapporten en het rapport van de reclassering.
Al met al acht de rechtbank de na te melden straf passend en geboden.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.250,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft afwijzing van de vordering van de benadeelde partij bepleit.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is door of namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door of namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verder gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) onder 1 genoemde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp. Naar het oordeel van de rechtbank staat de inbeslaggenomen mobiele telefoon in een te ver verwijderd verband ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten om tot een verbeurdverklaring te kunnen komen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 38z, 46, 57, 248 en 251 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
voorbereiding van verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren door opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden hebben;
ten aanzien van feit 2
een ontmoeting voorstellen voor seksuele doeleinden aan een kind beneden de leeftijd van zestien jaren en enige handeling ondernemen tot het verwezenlijken van die ontmoeting
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
20 (TWINTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (TIEN) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
3 (DRIE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd voor de duur van maximaal een jaar, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, laat opnemen in een zorginstelling, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van deze instelling worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van FACT Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 2010, zolang de reclassering en/of het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende proeftijd inspant voor het vinden en behouden van een dagbesteding;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- zich gedurende de proeftijd verplicht ten behoeve van de controle op het gebruik van alcohol en/of verdovende middelen mee te werken aan adem- of urineonderzoek;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze (online) contact zoekt met minderjarigen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt aan de verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1
1. STK Telefoontoestel
(Omschrijving: zwart, merk: Samsung).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.R.F. van Engelen, voorzitter,
mr.drs. H.M. Braam, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 maart 2025.