ECLI:NL:RBDHA:2025:3818
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen en voorlopige voorzieningen in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Iraanse nationaliteit
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers, een Iraanse moeder en haar minderjarige zoon, tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij Frankrijk verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van de aanvragen. Eisers hebben op 19 juni 2024 asiel aangevraagd in Nederland, maar hun aanvragen zijn niet in behandeling genomen omdat Frankrijk hen eerder een visum heeft verleend. De rechtbank heeft het beroep op 25 februari 2025 behandeld, waarbij eisers hun standpunt hebben toegelicht, inclusief hun zorgen over de situatie in Frankrijk en de medische omstandigheden van eiseres en haar zoon.
De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eisers hebben onvoldoende bewijs geleverd dat hun situatie in Frankrijk onveilig zou zijn, ondanks hun verwijzingen naar het AIDA-rapport en hun persoonlijke omstandigheden. De rechtbank concludeert dat de minister niet verplicht was om de asielaanvragen onverplicht in behandeling te nemen, en dat de medische situatie van eisers niet in de weg staat voor hun overdracht aan Frankrijk. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, waardoor het bestreden besluit in stand blijft.