ECLI:NL:RBDHA:2025:3878
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B. van Dokkum
- J.R. Froma
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van afhankelijkheidsrelatie met dochter
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. Eiseres, die sinds 14 februari 2020 in Nederland verblijft, heeft een aanvraag ingediend voor verblijf bij haar dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikt. Eiseres betoogt dat de afwijzing in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat zij een sterke afhankelijkheidsrelatie heeft met haar dochter. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar dochter aanwezig waren, evenals de gemachtigden van beide partijen.
De rechtbank oordeelt dat de afhankelijkheid tussen eiseres en haar dochter niet boven het gebruikelijke uitstijgt. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij voor zorg afhankelijk is van haar dochter, en de rechtbank concludeert dat de band tussen eiseres en Nederland niet sterker is dan die met Marokko. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, wat betekent dat zij geen verblijfsvergunning krijgt en ook geen proceskostenvergoeding ontvangt. De voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.