In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 1 februari 2024, en volgens de wet moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. De wettelijke beslistermijn zou eindigen op 1 augustus 2024. Echter, de minister heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd vanwege een groot aantal aanvragen, wat door de rechtbank als rechtsgeldig is beoordeeld. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging rechtvaardigt. Hierdoor is de ingebrekestelling van 15 augustus 2024 prematuur ingediend, en voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.