Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het besluit
algemene situatiein de betreffende lidstaat beoordeeld. De individuele situatie van de vreemdeling is daarbij alleen zijdelings van belang. Terwijl bij de vraag of de overdracht getuigt van onevenredige hardheid de
individuele situatievan de vreemdeling beoordeeld dient te worden. Dit alleen al maakt dat er sprake is van een ander beoordelingskader. Verder overweegt de rechtbank dat bij de beoordeling of er kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, de situatie in de verantwoordelijke lidstaat na de overdracht in aanmerking moet worden genomen. Hetgeen verweerder ook gedaan heeft. En niet de situatie waarin de vreemdeling zich bevond toen hij de verantwoordelijke lidstaat in eerste instantie betrad. [6] Dit betekent dat indien de eerdere ervaringen niet betrokken kunnen worden bij de beoordeling in het kader van artikel 17 Dublinverordening, deze ervaringen helemaal niet betrokken worden. Dit komt de rechtbank onwenselijk voor. Verder overweegt de rechtbank dat uit de considerans van de Dublinverordening volgt dat een lidstaat om humanitaire redenen of uit mededogen moet kunnen afwijken van de verantwoordelijkheidscriteria. [7] Er zal dan dus ook naar alle persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling gekeken moet worden om vast te stellen of humanitaire redenen maken dat een overdracht van onevenredige hardheid getuigt. Indien bepaalde omstandigheden uitgesloten worden van de toets van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening resulteert dit in een onevenredige toets. De rechtbank is daarom van oordeel dat wat eiser in Polen heeft meegemaakt en thans nog relevant is, betrokken dient te worden in de beoordeling ten aanzien van artikel 17 Dublinverordening. Omdat verweerder dit heeft nagelaten, is sprake van een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt.