ECLI:NL:RBDHA:2025:3975
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag door verstreken overdrachtstermijn onder Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank heeft op 6 maart 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. Verweerder had de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen met het bestreden besluit van 31 januari 2025, omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag.
Op 5 maart 2025 heeft verweerder de rechtbank geïnformeerd dat hij eiser alsnog in de nationale procedure opneemt en het eerdere besluit intrekt, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening op 4 maart 2025 was verstreken. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij de beoordeling van zijn beroep, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Eiser heeft ook verzocht om vergoeding van proceskosten, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder niet aan eiser tegemoet is gekomen, omdat de asielaanvraag pas in behandeling werd genomen na het verstrijken van de overdrachtstermijn. De rechtbank concludeert dat verweerder de proceskosten niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, en is openbaar gemaakt.