ECLI:NL:RVS:2024:2573
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake overdracht aan Italië
Op 26 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 25 juli 2023. De vreemdeling had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hem op 10 maart 2023 had meegedeeld dat de termijn voor zijn overdracht aan Italië was opgeschort. Dit was het gevolg van een voorlopige voorziening die door de staatssecretaris was getroffen in het hoger beroep. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om het beroep van de vreemdeling te behandelen, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
De Raad van State overwoog dat de staatssecretaris inmiddels had laten weten dat de vreemdeling alsnog in de nationale procedure zou worden opgenomen, omdat de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in de Dublinverordening, was verstreken. De uiterste overdrachtsdatum was op 6 maart 2023 verstreken, en de getroffen voorlopige voorziening had geen opschortende werking. Hierdoor had de vreemdeling het doel van de procedure bereikt, wat betekende dat hij geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep.
Daarnaast werd er gekeken naar de mogelijkheid om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De Raad van State concludeerde dat de staatssecretaris niet tegemoet was gekomen aan de vreemdeling door zijn asielaanvraag in behandeling te nemen, aangezien dit een veranderde omstandigheid was die zich niet voordeed ten tijde van de eerdere beslissing. Daarom werd de staatssecretaris niet veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De uitspraak eindigde met de verklaring dat het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.