ECLI:NL:RBDHA:2025:4018

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
NL24.42939
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak, waarbij verzoekers, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bulthuis, de minister van Asiel en Migratie hebben verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen als kennelijk ongegrond, zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De zaak begon met een beroep van verzoekers op 16 augustus 2024 tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Op 1 november 2024 werd een tweede beroep ingesteld om dezelfde reden. De rechtbank had eerder op 6 november 2024 het eerste beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen een bepaalde termijn een besluit te nemen. De minister heeft op 10 december 2024 de aanvraag ingewilligd, waarna verzoekers hun beroep hebben ingetrokken en om proceskostenvergoeding hebben verzocht.

De rechtbank oordeelde dat verzoekers geen procesbelang hadden bij de beoordeling van hun tweede beroep, omdat er al een eerste beroep liep. Hierdoor was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank concludeerde dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet ontvankelijk was en wees het verzoek af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42939
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

V-nummer: [nummer] ,
gezamenlijk: verzoekers,
(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis)
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het verzoek om de minister te veroordeling in de vergoeding van zijn proceskosten.
2. Omdat het verzoek als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Overwegingen

3. Verzoekers hebben op 16 augustus 2024 een beroep tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag ingediend. Op 1 november 2024 hebben verzoekers (wederom) beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag.
4. Bij uitspraak van 6 november 2024 heeft deze rechtbank het beroep van 16 augustus 2024 van verzoekers gegrond verklaard (NL24.32387). De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen acht weken, dan wel binnen twintig weken als de minister binnen de termijn van acht weken besluit tot nader onderzoek, een besluit op de aanvraag bekend te maken.
5. Bij besluit van 10 december 2024 heeft de minister de aanvraag van verzoekers ingewilligd. Verzoekers hebben hierna het beroep ingetrokken en verzocht de minister te veroordelen in de proceskosten.
6. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
7. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of verzoekers procesbelang hebben bij een beoordeling van hun tweede beroep. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt dit procesbelang. Ten tijde van het instellen van dit beroep, liep er immers nog een eerste beroep wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Aangezien de rechtbank niet twee keer kan beslissen op een beroep gericht tegen hetzelfde niet tijdig nemen van een besluit dat hetzelfde doel dient, namelijk het verzoek tot het opleggen van een beslistermijn aan verweerder, hebben verzoekers geen belang met hun tweede beroep.
8. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.