ECLI:NL:RBDHA:2025:417
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- P.C.J. Lindeijer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. De minister van Asiel en Migratie had op 27 november 2024 besloten om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk was voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar zijn gemachtigde is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep samen met een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser op 27 december 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zonder de minister of zijn gemachtigde op de hoogte te stellen van zijn verblijfplaats. De gemachtigde van eiser heeft op 13 januari 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, er vanuit kan worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.
Gelet op de omstandigheden, waaronder het ontbreken van contact tussen eiser en zijn gemachtigde, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, voor zover het de hoofdzaak betreft.