ECLI:NL:RBDHA:2025:417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
NL24.47352
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
  • P.C.J. Lindeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. De minister van Asiel en Migratie had op 27 november 2024 besloten om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, omdat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk was voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar zijn gemachtigde is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep samen met een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser op 27 december 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zonder de minister of zijn gemachtigde op de hoogte te stellen van zijn verblijfplaats. De gemachtigde van eiser heeft op 13 januari 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank heeft zich gebaseerd op vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, er vanuit kan worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Gelet op de omstandigheden, waaronder het ontbreken van contact tussen eiser en zijn gemachtigde, heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van het beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, voor zover het de hoofdzaak betreft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.47352 en NL24.47353
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse)
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding

Bij besluit van 27 november 2024 heeft de minister aangegeven de aanvraag van eiser, tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, niet in behandeling te nemen omdat Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek om een voorlopige voorziening op
14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. De gemachtigde van eiser is met kennisgeving niet verschenen.
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering:
2. De minister heeft de rechtbank op 3 januari 2025 bericht dat eiser op 27 december 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De minister heeft zich daarbij gebaseerd op informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
3. De vraag is of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep.
4. De gemachtigde van eiser heeft op 13 januari 2015 aan de rechtbank laten weten dat hij geen contact meer heeft met eiser en niet weet waar hij verblijft.
5. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] volgt dat wanneer een vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de minister te laten weten waar hij verblijft, er in principe vanuit kan worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem in eerste instantie gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming.
6. In dit geval heeft eiser de opvang verlaten, hij heeft de minister en zijn gemachtigde niet op de hoogte gesteld van zijn verblijfsplaats en hij heeft ook geen contact meer met zijn gemachtigde. Dit maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat eiser geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Er is de rechtbank verder ook niet gebleken van concrete aanknopingspunten om hiervan van af te wijken. Daarom is er geen belang meer bij een inhoudelijk behandeling van het beroep.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Aangezien op het beroep is beslist, is een voorlopige voorziening niet meer nodig. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2025 door mr.
H. Hanssen - Telman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld, voor zover het de hoofdzaak betreft, bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.