ECLI:NL:RBDHA:2025:4211
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 18 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het bestuursrecht, specifiek het vreemdelingenrecht. De zaak betreft een verzoeker met een V-nummer, die op 23 augustus 2024 beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 26 juli 2024 was genomen. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL24.33264. Gelijktijdig met het beroepschrift heeft de verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat er een beslissing op het beroep zou zijn genomen.
In de overwegingen van de uitspraak wordt verwezen naar artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien er onverwijlde spoed is, gelet op de betrokken belangen. Echter, aangezien het connexe beroep onder zaaknummer NL24.33264 op dezelfde dag ongegrond is verklaard, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open. Voor de leesbaarheid worden de minister en de staatssecretaris in deze uitspraak aangeduid als de minister.