ECLI:NL:RBDHA:2025:4238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
NL24.44086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiser getoetst aan Zuid-Afrika en niet Pakistan, waarbij de geloofwaardigheid van de identiteit en nationaliteit van eiser ter discussie staat

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt van Pakistaanse nationaliteit te zijn, heeft op 7 juni 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd op 5 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en tolken.

Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij uit Pakistan komt en zich daar heeft bekeerd tot het sjiisme, wat hem in gevaar zou brengen. De minister heeft echter betoogd dat de identiteit en nationaliteit van eiser niet geloofwaardig zijn, omdat hij wisselend heeft verklaard over zijn Pakistaanse paspoort en ook een Zuid-Afrikaans paspoort bezit. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat zijn Zuid-Afrikaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen en dat hij niet alles heeft gedaan om de Zuid-Afrikaanse autoriteiten om een verklaring te vragen over zijn paspoort.

De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de asielaanvraag heeft afgewezen, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico loopt bij terugkeer naar Zuid-Afrika. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44086

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. J.R. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
2. Eiser stelt van Pakistaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] 2000. Hij heeft op 7 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 5 november 2024 in de verlengde asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze afwijzing op 6 maart 2025 op zitting behandeld, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep (zaaknummer: NL24.44087). Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder en J. Bawa en T.M. Butt als tolken.

Overwegingen van de rechtbank

Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij uit Pakistan komt en zich daar heeft bekeerd tot het sjiisme. Als gevolg van die bekering loopt hij gevaar in Pakistan. Eiser is om die reden gevlucht naar Zuid-Afrika, waar hij is uitgebuit door een van de eigenaars van de fabriek waar hij werkte.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder in het voornemen van 15 juli 2024 (dat het voornemen van 30 mei 2024 heeft vervangen) de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Bekering naar het Sjiisme
Problemen in Zuid-Afrika
6. In het bestreden besluit heeft verweerder het standpunt ingenomen dat de gestelde Pakistaanse identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser (het eerste relevante element) niet geloofwaardig is. Eiser heeft zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet met documenten aangetoond. Ook heeft hij wisselend verklaard over zijn Pakistaanse paspoort. Eiser heeft namelijk ook een Zuid-Afrikaans paspoort. Het tweede asielmotief, de bekering naar het Sjiisme, heeft verweerder niet getoetst omdat eiser een Zuid-Afrikaans paspoort heeft en dus naar Zuid-Afrika kan terugkeren, terwijl eisers bekering en de problemen als gevolg daarvan in Pakistan spelen. Het derde asielmotief, de problemen in Zuid-Afrika, vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft dan ook volgens verweerder geen gegronde vrees voor vervolging in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ook loopt hij bij terugkeer naar Zuid-Afrika geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
7. Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser verweerder zou hebben misleid over zijn identiteit en nationaliteit (artikel 30b, eerste lid, onder c, van de Vw) en omdat hij een reis- of identiteitsdocument zou hebben vernietigd of weggemaakt (artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vw). Verweerder heeft eiser een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
De beroepsgronden
8. Volgens eiser heeft verweerder zijn Pakistaanse identiteit, nationaliteit en herkomst ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hij voert daartoe aan dat hij deze heeft onderbouwd met (in eerste instantie) geloofwaardig bevonden verklaringen. Ook heeft hij een originele Pakistaanse identiteitskaart aangetekend aan Bureau Documenten verzonden (die is kwijtgeraakt) en een nieuwe originele Pakistaanse identiteitskaart meegenomen naar de zitting. Eiser heeft zijn Pakistaanse nationaliteit dan ook met een authentiek document onderbouwd. Ook heeft eiser een kopie van zijn oude Pakistaanse paspoort, een originele huwelijksakte, een geboorteakte en een kopie van een FRC overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en herkomst. In de uitspraken waarnaar verweerder – ook op de zitting –heeft verwezen, was geen sprake van dergelijke documenten. Eiser kan verweerder ook niet volgen in het standpunt dat het mogelijk is dat eiser twee nationaliteiten heeft. Dat het Zuid-Afrikaanse paspoort authentiek is bevonden, betekent niet dat de persoonsgegevens in het paspoort ook kloppen. De persoon aan wie het Zuid-Afrikaanse paspoort is afgegeven, bestaat niet. Verweerder kan niets zeggen over het onderzoek dat de Zuid-Afrikaanse autoriteiten hebben verricht naar eiser voordat ze het paspoort afgaven. Eiser ziet niet in hoe tegenstrijdige verklaringen over het verlies van zijn Pakistaanse paspoort afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn identiteit. Bovendien heeft eiser, in tegenstellig tot wat verweerder hierover stelt, niet tegenstrijdig verklaard over de afgifte van zijn Pakistaanse paspoort.
Beoordeling door de rechtbank
9. Volgens de rechtbank heeft verweerder terecht gesteld dat er zich geen asielgrond voordoet. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht verweerder uitgaan van de Zuid-Afrikaanse nationaliteit?
10. Eiser heeft een Zuid-Afrikaans paspoort met uitgiftedatum 26 oktober 2020, met daarop zijn foto en handtekening. Het paspoort is ook biometrisch op eiser terug te voeren. Op het paspoort staat de naam [naam] en de geboortedatum [geboortedatum 2] 2001. Dit komt niet overeen met wat eiser bij zijn asielaanvraag heeft opgegeven. Eiser heeft met dit Zuid-Afrikaanse paspoort gereisd van Zuid-Afrika, via Nederland, naar Brazilië. Ook heeft eiser met dit paspoort op 10 november 2022 een visumaanvraag voor Spanje gedaan, zo blijkt uit het EUVIS-systeem. Verweerder heeft daarnaast andere documenten van eiser met deze naam en geboortedatum aangetroffen: een Zuid-Afrikaans rijbewijs, Zuid-Afrikaans vaccinatiebewijs, en de vliegtickets waarmee eiser naar (onder meer) Nederland is gereisd. Het is niet in geschil dat dit Zuid-Afrikaanse paspoort authentiek is.
11. In beginsel mag verweerder uitgaan van de gegevens zoals vermeld in een authentiek bevonden paspoort. Het ligt op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in een uitspraak van 14 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1071, overweging 4) uiteengezet wat in zulke gevallen van een vreemdeling mag worden verwacht. Volgens de Afdeling is het aan de vreemdeling om alles te doen waar hij redelijkerwijs toe in staat is om van de autoriteiten van het land dat het paspoort heeft afgegeven een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het betreffende paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de vreemdeling als hun onderdaan beschouwen. Hij moet de wijze waarop hij dat contact heeft gelegd, en de reactie van de autoriteiten, zo veel mogelijk schriftelijk vastleggen. Ook mag worden verwacht dat de vreemdeling contact zoekt in een voor het land dat het paspoort heeft afgegeven gangbare taal, de door de betreffende autoriteiten voorgeschreven procedures volgt, de gevraagde informatie verstrekt en zo nodig rappelleert. Als een vreemdeling onvoldoende moeite heeft gedaan om zo’n verklaring van de autoriteiten te verkrijgen, mag verweerder ervan uitgaan dat de vreemdeling de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld.
12. Eiser heeft zijn standpunt dat het Zuid-Afrikaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen niet aannemelijk gemaakt. Zoals hiervoor uiteengezet, mocht van eiser worden verwacht dat hij een oprechte inspanning zou leveren voor een verklaring van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten over de verkrijging van zijn paspoort en/of zijn nationaliteit. Eiser heeft in beroep een aantal e-mails overgelegd waarin hij de Zuid-Afrikaanse ambassade verzoekt om een afspraak. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij niet verder is gekomen, maar er nog wel mee bezig is. De Zuid-Afrikaanse ambassade zou tegen hem hebben gezegd dat hij Pakistaan is en hem daarom niet verder hebben willen helpen. Dit blijkt echter niet uit de e-mails en heeft eiser ook verder niet onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dan ook niet alles gedaan waartoe hij redelijkerwijs in staat was om de verklaring van de Zuid-Afrikaanse autoriteiten te verkrijgen. Verweerder is er daarom terecht van uitgegaan dat eiser (ook) de Zuid-Afrikaanse nationaliteit heeft, en heeft zijn asielaanvraag daarom terecht getoetst aan Zuid-Afrika (zie ook artikel 1A, aanhef en onder (2), van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen).
13. Op de zitting heeft eiser een Pakistaanse identiteitskaart getoond. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder zijn standpunt over de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser (het eerste asielmotief) gewijzigd, in die zin dat eiser met de Pakistaanse identiteitskaart mogelijk zijn Pakistaanse nationaliteit heeft onderbouwd, maar in ieder geval niet zijn identiteit. De rechtbank gaat echter niet mee in eisers betoog dat de feiten vanwege de onderbouwing van zijn Pakistaanse nationaliteit in zijn zaak anders liggen dan in de aangehaalde jurisprudentie op dit punt (de uitspraken van de Afdeling van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071, de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg van 14 juli 2017, ECLI:NL:RBDHA:2017:8211 en zittingsplaats Haarlem van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13683). Pas als de vreemdeling een oprechte inspanning heeft geleverd, verweerder de autoriteiten heeft benaderd, en verweerder geen reactie van de autoriteiten heeft gekregen, komt verweerder toe aan een integrale beoordeling (zie de uitspraak van de Afdeling van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071, overweging 6).
14. De beroepsgronden slagen niet. Omdat verweerder de asielaanvraag van eiser terecht aan Zuid-Afrika heeft getoetst, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de andere standpunten die eiser en verweerder naar voren hebben gebracht.
Loopt eiser bij terugkeer naar Zuid-Afrika een reëel risico op ernstige schade?
15. De rechtbank moet, ook ambtshalve, toetsen of eiser bij terugkeer naar Zuid-Afrika een reëel risico loopt op behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Eiser heeft, zoals op de zitting bevestigd, in beroep geen argumenten naar voren gebracht tegen de geloofwaardigheidsbeoordeling van de gestelde problemen in Zuid-Afrika. Verder is ook niet gebleken dat eiser een reëel risico loopt op ernstige bij terugkeer naar Zuid-Afrika.

Conclusie en gevolgen

16. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.