In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, is overschreden. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak, op de asielaanvraag te beslissen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000.
Daarnaast heeft de rechtbank proceskosten toegekend aan eiser, bestaande uit 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan zonder zitting en heeft verweerder in de proceskosten van eiser veroordeeld tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan op 18 maart 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.
De rechtbank heeft ook aangegeven dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen in acht moeten worden genomen. De uitspraak is bekendgemaakt op 19 maart 2025.