ECLI:NL:RBDHA:2025:4318

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
NL25.5694
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 15 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, ingediend op 23 oktober 2023. De rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft op 3 december 2024 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Echter, op 6 februari 2025 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld, terwijl de beslistermijn van zestien weken nog niet was verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op 25 maart 2025 verstrijkt, waardoor het beroep prematuur is ingediend. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt op 19 maart 2025. De rechtbank heeft ook de voorwaarden voor het indienen van een verzetschrift uiteengezet, evenals de regels omtrent dwangsommen in asielzaken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.5694

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

v-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. L.M. Weber)
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 15 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 23 oktober 2023.
Bij uitspraak van 3 december 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, het beroep van 15 mei 2024 gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van zestien weken een besluit op de aanvraag te nemen (NL24.20723, niet gepubliceerd).
Op 6 februari 2025 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.

Overwegingen

1. In de uitspraak van 3 december 2024 van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam heeft de rechtbank aan de minister een concrete beslistermijn van zestien weken gegeven, waarbinnen zij het besluit bekend had moeten maken. De minister heeft hieraan niet voldaan. Echter, op het moment van het indienen van het beroep van 6 februari 2025 was de door de rechtbank opgelegde beslistermijn van zestien weken nog niet verstreken. De beslistermijn verstrijkt namelijk op 25 maart 2025. Dit betekent dat het beroep prematuur is ingediend en het beroep niet-ontvankelijk is.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 19 maart 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.

Bijlage

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
Als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. Dit is de bestuurlijke dwangsom. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Deze dwangsom kan slechts eenmaal worden vastgesteld. [4]
Specifiek voor het niet tijdig beslissen op asielaanvragen:
Met de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND heeft de wetgever de bestuurlijke dwangsom afgeschaft in asielzaken. Dit is niet in strijd met het Unierecht. [5]
Als verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [6] Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [7]
De rechtbank bepaalt dat verweerder bij het overschrijden van de door de rechtbank vastgestelde termijn een dwangsom verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. [8] Dit is de rechterlijke dwangsom.
Als eiser is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, stelt de rechtbank een vergoeding vast van zijn kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [9] De zaak is van licht gewicht als het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd.
De rechtbank legt een hogere rechterlijke dwangsom op als verweerder niet heeft beslist binnen de termijn die de rechtbank heeft bepaald in een eerdere rechterlijke uitspraak. Indien de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom nog niet is volgelopen, bepaalt de rechtbank dat verweerder de aan de onderhavige uitspraak verbonden rechterlijke dwangsom verbeurt met ingang van de dag nadat de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom is volgelopen.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 4:17 van Awb.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352.
6.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
8.Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.