ECLI:NL:RBDHA:2025:4350
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Frankrijk
In de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.L. van Wieringen en mr. M. Dalhuisen, en de Minister van Asiel en Migratie, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2025 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen. De minister stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 12 maart 2025, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Tijdens de zitting is de zaak NL25.1853 behandeld, die samenhangt met het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in die zaak uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. S. Derks, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.