ECLI:NL:RBDHA:2025:4356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
NL25.5028
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige biseksualiteit

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 25 januari 2024 een herhaalde aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke op 27 januari 2025 door de minister als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 12 maart 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig acht, maar de biseksuele gerichtheid van eiser niet. Eiser heeft verklaard zich sinds 2015 biseksueel te voelen en heeft dit onderbouwd met persoonlijke ervaringen en documenten. De minister heeft echter geoordeeld dat eiser zijn verklaringen niet voldoende heeft onderbouwd met objectieve documenten en dat zijn verklaringen geen samenhangend geheel vormen. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eiser bij terugkeer naar Nigeria niet te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit van de minister in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5028

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. M. Dalhuisen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van [nationaliteit] nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 25 januari 2024 een (herhaalde) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 januari 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Ten aanzien van eiser is al eerder een terugkeerbesluit genomen.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen de gemachtigde van de minister. Met kennisgeving vooraf zijn eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat hij zich sinds 2015 voelt aangetrokken tot zowel mannen als vrouwen. Eiser heeft aangegeven dat hij zichzelf als biseksueel ziet. Eiser stelt dat hij in Nederland regelmatig seksuele contacten heeft met mannen en dat hij deelneemt aan LHBTI-bijeenkomsten. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag tevens ten grondslag gelegd dat in Nigeria biseksualiteit is verboden. Eiser heeft tot slot aangegeven dat hij niet eerder naar voren heeft durven brengen dat hij biseksueel is. Hij was ook nog lange tijd samen met zijn partner, de moeder van zijn kinderen en hij wilde niet dat zij zou ontdekken dat eiser biseksueel is. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag eveneens een brief van het COA bijgevoegd over reiskosten naar LHBTI-events en enkele foto’s waarop eiser te zijn is tijdens LHBTI-bijeenkomsten.
Het bestreden besluit
5. Het bestreden besluit bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Eisers biseksuele gerichtheid.
5.1.
De minister heeft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Deze aspecten leiden bij terugkeer naar Nigeria niet tot een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade.
5.2.
Eisers biseksuele gerichtheid heef de minister niet geloofwaardig geacht. Hiertoe heeft de minister overwogen dat eiser zijn verklaringen niet heeft onderbouwd met objectieve documenten die dit asielmotief volledig onderbouwen. De minister heeft daarom verder beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Volgens de minister voldoet eiser niet aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eisers verklaringen vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel. De foto’s en de brief van het COA kunnen enkel dienen als ondersteuning. Het zwaartepunt ligt op de door eiser afgelegde verklaringen omtrent zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft zijn biseksuele gerichtheid niet eerder kenbaar gemaakt, daarnaast heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt hoe hij tot het besef is gekomen dat hij biseksueel is en wat dit besef met hem deed. Evenmin heeft eiser inzichtelijk gemaakt wat de positie van de LHBTI-gemeenschap in Nederland en Nigeria persoonlijk voor hem betekent. Eiser heeft niet voldoende inzichtelijk gemaakt wat het voor hem betekent om als biseksuele man in Nederland te verblijven. Vanwege de ongeloofwaardigheid van dit asielmotief is het volgens de minister niet geloofwaardig dat eiser bij terugkeer naar Nigeria heeft te vrezen voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade.
Referentiekader en zorgvuldigheid van het gehoor
6.1.
Eiser voert aan dat de minister niet heeft voldaan aan de verplichting om het referentiekader van eiser op een begrijpelijke en kenbare manier te betrekken bij de beoordeling van eisers asielrelaas. Eiser is niet gewend om over zijn gevoelens te praten, laat staan nu het gaat om gevoelens die in zijn land van herkomst zowel vanwege de overheid als vanwege de cultuur als onacceptabel worden gezien. Ten onrechte wordt van hem verwacht dat hij meer invoelend en met diepgang kan verklaren.
6.2.
Er is geen grond voor het oordeel dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser en dat eiser daardoor zijn asielrelaas niet goed naar voren heeft kunnen brengen. Uit het gehoor is voldoende blijk gegeven van waar het zwaartepunt van de beoordeling heeft plaatsgevonden, namelijk bij eisers eigen ervaring met betrekking tot zijn biseksuele gerichtheid. Van eiser mag dan ook tot op zekere hoogte verwacht worden dat hij kan verklaren over zijn gevoelens en beleving, ook wanneer de achtergrond van eiser en het gegeven dat hij geen sterke uitdrukkingsvaardigheid heeft, in aanmerking wordt genomen. Van eiser mag verwacht worden dat hij in staat is om zijn gevoelens die hij op een gegeven moment ontdekte, vandaag de dag vanuit een volwassen perspectief te interpreteren en te beschrijven. De minister heeft tijdens het nader gehoor veel open vragen gesteld, doorgevraagd en de tijd genomen zodat eiser zijn gevoelens en gedachtes onder woorden kon brengen. De minister heeft vragen herhaald, nader toegelicht en eiser in de gelegenheid gesteld om nader te verklaren, uitleg te geven dan wel zijn antwoorden nader te concretiseren. Hieruit blijkt eveneens dat de minister rekening heeft gehouden met het feit dat eiser last kan hebben van schaamte en spanningen. De minister overweegt daarover verder dat aansluiting is gezocht bij eisers niveau als man van 28 jaar, die niet naar school is geweest en heeft gewerkt als meubelmaker met een eigen winkel. De minister heeft eveneens rekening gehouden met eisers nationaliteit. Eiser heeft bovendien niet concreet gemaakt (door middel van voorbeelden) waar uit de rapporten van de gehoren blijkt dat onvoldoende is doorgevraagd. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister eisers gestelde biseksuele gerichtheid ongeloofwaardig kunnen vinden?
7.1.
Eiser stelt dat de minister eiser ten onrechte tegenwerpt dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in hoe hij het tot het besef is gekomen dat hij biseksueel is en wat dit besef met hem deed. Ten onrechte is door de minister gesteld dat eiser daar te oppervlakkig en te algemeen over heeft verklaard.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte en voldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven hoe hij in 2015 tot het besef is gekomen dat hij biseksueel is. Aan eiser is tijdens het nader gehoor - meermaals - gevraagd welke gedachten hij toen had. Eiser heeft enkel verklaard dat hij angst voelde en zich slecht voelde. Eiser heeft voorts verklaard dat hij het besef kreeg wanneer hij dicht bij andere mannen zat, maar hij heeft niet kunnen uitleggen wat voor gedachtes hij op dat moment had. Eiser heeft enkel verklaard dat hij zo is geschapen door God en dat het iets is wat in zijn aard zit. Met deze oppervlakkige antwoorden heeft eiser geen authentieke verklaringen afgelegd waarmee hij inzicht heeft gegeven in zijn gedachten aangaande het moment waarop hij zich realiseerde dat hij zich aangetrokken voelde tot zowel mannen als vrouwen. Uit de WI 2019/17 volgt dat er wordt gezocht naar persoonlijke verklaringen en niet naar standaardantwoorden. Bovendien is tijdens het nader gehoor meerdere keren, en op verschillende wijze door de hoormedewerker doorgevraagd wanneer eiser standaard en algemene antwoorden gaf.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister bij zijn beoordeling van de verklaringen van eiser voldoende rekening heeft gehouden met de herkomst, afkomst en achtergrond van eiser. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiser niet gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. Dit neemt echter niet weg dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van seksuele gerichtheid de nadruk ligt op de eigen persoonlijke beleving ten aanzien van die gerichtheid. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] volgt namelijk dat seksuele gerichtheid als asielmotief zich minder leent voor bewijsvoering dan andere asielmotieven omdat het immers gaat om wat iemand innerlijk voelt. Het is daarom van wezenlijk belang dat eiser met zijn verklaringen inzicht geeft in zijn eigen persoonlijke ervaringen, belevingen en gevoelens.
De rechtbank is tevens van oordeel dat de minister van eiser heeft mogen verwachten dat nu eiser al ruim acht jaar buiten Nigeria woont, hij inzichtelijk(er) kan maken hoe hij tot het besef is gekomen dat hij biseksueel is en wat dit besef met hem deed.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de biseksualiteit van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, omdat eisers verklaringen daarover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.